ECLI:NL:CRVB:2013:2685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Recht op nabestaandenuitkering ANW bij arbeidsongeschiktheid en pleegzorgvergoeding
In deze zaak gaat het om de vraag of appellante recht heeft op een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. Appellante had vanaf 1 juni 2011 geen recht op een nabestaandenuitkering, omdat zij toen niet langer als arbeidsongeschikt werd beschouwd en geen ongehuwd kind jonger dan 18 jaar in haar huishouden had.
De Raad oordeelt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van een advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de intrekking van haar nabestaandenuitkering per 1 maart 2011. Appellante voerde aan dat zij wel degelijk arbeidsongeschikt was en dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met medische verklaringen van haar huisarts en psycholoog. Ook stelde zij dat zij voldeed aan het onderhoudsvereiste voor haar pleegkinderen, wat haar recht op een uitkering zou kunnen onderbouwen.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven. De verzekeringsarts had voldoende rekening gehouden met de beperkingen van appellante en de bezwaarverzekeringsarts had de medische verklaringen adequaat beoordeeld. Bovendien ontving appellante een pleeggeldvergoeding voor haar pleegkinderen, wat betekent dat zij niet voldeed aan de voorwaarde dat deze kinderen als eigen kind moesten worden onderhouden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de situatie van appellante niet vergelijkbaar was met die van een moeder met een biologisch kind.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.