ECLI:NL:CRVB:2013:2638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van medische adviezen in het kader van de WWB
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer ongegrond heeft verklaard. Appellante had bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was op 1 maart 2011 onderworpen aan volledige arbeidsverplichtingen. Vanwege haar lichamelijke en psychische klachten heeft het college een medisch en arbeidskundig advies aangevraagd bij het Uwv. Dit advies concludeerde dat appellante, met inachtneming van bepaalde beperkingen, gedurende 32 uur per week belastbaar was. Op basis van dit advies verleende het college appellante een ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor acht uur per week. Appellante ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij door haar psychische klachten niet in staat is om 32 uur per week te werken en dat er een diepgaand psychologisch onderzoek nodig is om haar arbeidsongeschiktheid vast te stellen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het college in beginsel mag uitgaan van het advies van het Uwv, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om aan de zorgvuldigheid van dat advies te twijfelen. De Raad heeft vastgesteld dat het advies voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en dat er geen nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om van dit advies af te wijken.
De Raad heeft ook de aanvullende informatie van de huisarts en de assessmentrapportage van de Gelder Groep beoordeeld, maar vond geen aanwijzingen dat de psychische beperkingen van appellante zijn onderschat. De Raad concludeert dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts niet onjuist is en dat er geen aanleiding is om het verzoek van appellante voor een diepgaand psychologisch onderzoek te honoreren. Uiteindelijk bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagt.