ECLI:NL:CRVB:2013:2629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.Th. Wolleswinkel
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluiten van het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg inzake bezoldiging en gewerkte uren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. De zaak betreft een geschil over de bezoldiging van appellant voor gewerkte uren in de periode van 1 juni 1999 tot en met 31 mei 2006. De rechtbank Maastricht had eerder op 29 februari 2012 uitspraak gedaan, waartegen appellant in hoger beroep ging. De Raad had eerder op 17 januari 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin het dagelijks bestuur was opgedragen om het gebrek in het bestreden besluit van 15 november 2010 te herstellen. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens op 28 maart 2013 en 5 juli 2013 nieuwe beslissingen op bezwaar genomen, waar appellant zijn zienswijze over heeft gegeven. De Raad heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek heeft gesloten.
In de tussenuitspraak werd vastgesteld dat appellant zijn verzoek had beperkt tot de periode van 1 juni 1999 tot 1 juni 2006. De Raad oordeelde dat voor de periode van 1 juni 1999 tot en met 31 mei 2004 geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een volledige heroverweging van appellants aanspraken op bezoldiging rechtvaardigden. Voor de periode van 1 juni 2004 tot 1 juni 2006 werd vastgesteld dat appellant meer uren had gewerkt dan toegestaan, maar dat er in het LOGA-akkoord een hogere vergoeding was afgesproken voor de boven het maximum gemaakte uren.
De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur niet volledig had voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak en vernietigde het besluit van 5 juli 2013 voor het gedeelte dat betrekking had op de periode van 1 juni 1999 tot en met 31 mei 2004. De Raad bepaalde dat appellant voor deze periode niet in aanmerking kwam voor een vergoeding voor te veel gewerkte uren. De Raad oordeelde verder dat de weigering om vakantietoeslag en eindejaarsuitkering bij de berekening van de vergoeding te betrekken, niet onredelijk was. Uiteindelijk werd het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellant.