ECLI:NL:CRVB:2013:2613

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
11-1065 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vervoersvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer om een vervoersvoorziening te verstrekken aan appellante, die lijdt aan multiple sclerose. Appellante had verzocht om een brommobiel als primaire voorziening en een Canta als secundaire voorziening. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen medische contra-indicatie zou zijn voor het gebruik van de aan appellante toegekende scootmobiel in combinatie met de regiotaxi.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij gecontra-indiceerd is voor het gebruik van de scootmobiel in combinatie met de regiotaxi, en heeft daarbij verwezen naar medische adviezen van haar behandelend neuroloog, dr. A.L. Strikwerda. Het college heeft echter betoogd dat de adviezen van bedrijfsarts A.H. van der Wulp, die informatie van Strikwerda had verkregen, bevestigen dat er geen contra-indicatie is voor het gebruik van de scootmobiel.

De Raad heeft de medische adviezen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er geen bewijs is dat het gebruik van de scootmobiel voor appellante vrijwel onmogelijk is. De Raad oordeelt dat de situatie van appellante, zoals zij die ter zitting heeft toegelicht, niet in deze procedure kan worden behandeld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/1065 WMO, 12/1998 WMO
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
12 januari 2011, 10/2190 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.D. van Alphen, werkzaam bij SRK rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Alpen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.P.M. Van Dijk.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluiten van 15 februari 2010 en 15 maart 2012 heeft het college het bezwaar van appellante, tegen de besluiten van 23 september 2009 en 7 november 2011 tot afwijzing van haar aanvraag om een vervoersvoorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van primair een brommobiel en secundair een Canta, ongegrond verklaard.
2.
Het bij de rechtbank ingediende beroep heeft niet tot een voor appellante positief resultaat geleid.
3.1.
Partijen worden verdeeld gehouden door de vraag of het college de aanvraag van appellante om een vervoersvoorziening ingevolge de Wmo, in de vorm van primair een brommobiel en secundair een Canta, terecht heeft afgewezen op de grond dat er medisch gezien geen contra-indicatie is voor het gebruik van de aan appellante toegekende scootmobiel in combinatie met de regiotaxi.
3.2.
Appellante heeft aangevoerd dat zij gecontra-indiceerd is voor het gebruik van de toegekende scootmobiel in combinatie met de regiotaxi. Ter onderbouwing van haar betoog heeft zij gewezen op het medisch advies van dr. A.L. Strikwerda, de behandelend neuroloog van appellante, zoals weergegeven in het medisch advies van RoAd Adviesbureau Arbeid en Zorg (RoAd) van 2 augustus 2010 en de medische verklaring van Strikwerda van 9 mei 2011.
3.3.
Het college heeft naar voren gebracht dat zijn opvatting dat er medisch gezien geen contra-indicatie is voor het gebruik van appellante van de haar toegekende scootmobiel in combinatie met de regiotaxi, steunt op adviezen van bedrijfsarts A.H. van der Wulp, werkzaam bij RoAd. Deze adviezen zijn tot stand gekomen nadat Van der Wulp informatie heeft verkregen van Strikwerda. Van der Wulp heeft in de adviezen vermeld de inhoud van de verkregen informatie en de wijze waarop deze informatie door hem in zijn advisering is betrokken. Het college heeft zich voorts onder verwijzing naar vorenbedoelde adviezen van Van der Wulp op het standpunt gesteld dat uit het advies van Strikwerda weliswaar volgt dat appellante niet onder alle omstandigheden van de scootmobiel gebruik kan maken, maar dat ze in die gevallen een beroep op de regiotaxi kan doen.
4.
Appellante is bekend met een primair schubvormige, inmiddels overgegaan naar een secundair progressieve, multiple sclerose, waarbij appellante moeite heeft haar lichaamstemperatuur goed op peil te houden.
4.1.
De Raad is van oordeel dat op grond van hetgeen is weergegeven in het medisch advies van RoAd en de medische verklaring van Strikwerda van 9 mei 2011, niet kan worden geconcludeerd dat er medisch gezien een contra-indicatie is voor het gebruik van de aan appellante toegekende scootmobiel in combinatie met de regiotaxi. Uit het medisch advies van RoAd volgt niet dat de scootmobiel voor appellante vrijwel nimmer te gebruiken is. Ook uit het advies van Strikwerda volgt dit niet. Het standpunt van Strikwerda inhoudende dat bij appellante afkoeling kan optreden bij een buitentemperatuur van 20°C, laat open of deze mogelijkheid zich ook feitelijk voordoet en, zo ja, in welke frequentie. Tevens is er, zoals Strikwerda in zijn verklaring van 9 mei 2011 heeft aangegeven, geen medische
contra-indicatie voor het gebruik van de regiotaxi. Dat Strikwerda, om in hoofdzaak sociale reden, het ongewenst acht dat appellante is aangewezen op de regiotaxi maakt dit niet anders. De verklaring van Strikwerda geeft geen inzicht in de ernst en omvang van de aanslag op de energiereserves van appellante als gevolg van het wachten op de regiotaxi.
4.2.
De situatie die appellante thans ondervindt en die zij ter zitting van de Raad heeft toegelicht, kan niet in deze procedure aan de orde komen.
4.3.
Uit hetgeen onder 4 tot en met 4.2 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) M.P. Ketting
sg