ECLI:NL:CRVB:2013:2597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vordering wegens meerinkomen in het kader van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Weldam, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die een vordering wegens meerinkomen had vastgesteld op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De Minister had vastgesteld dat de appellant in 2009 de bijverdiengrens had overschreden, wat leidde tot een terugvordering van € 802,50. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft dit oordeel volledig.
De Raad overweegt dat de vordering van de Minister terecht was gebaseerd op de wetgeving zoals deze gold in het studiefinancieringstijdvak van 2009. Appellant voerde aan dat de vordering op een onjuiste wettelijke grondslag rustte, en dat de gewijzigde regelgeving per 1 januari 2010 aanleiding had moeten zijn voor de Minister om de hardheidsclausule toe te passen. De Raad oordeelt echter dat de wetgever niet de mogelijkheid heeft geboden om af te wijken van de wettelijke bepalingen in gevallen die zich vóór 2010 voordoen. De Raad bevestigt dat de Minister geen reden had om de hardheidsclausule toe te passen, aangezien de wetgeving duidelijk aangeeft dat de regels voor meerinkomen in 2009 van toepassing zijn.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.