ECLI:NL:CRVB:2013:2595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- I.J. Penning
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep inzake vaststelling maandbedrag studieschuld
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin haar werd meegedeeld dat zij per 1 april 2012 een maandbedrag van € 65,97 moest betalen ter aflossing van haar studieschuld. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft in haar uitspraak van 12 februari 2013 het beroep van appellante eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de Minister artikel 10a.6 van de Wet studiefinanciering 2000 correct had toegepast.
Tijdens de zitting op 16 oktober 2013 heeft appellante aangevoerd dat de studieschuld onjuist is berekend en dat de Minister ten onrechte niet tot een draagkrachtmeting is overgegaan. Echter, de Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellante per 1 april 2012 niets hoeft te betalen, zoals blijkt uit het Bericht Terugbetalen van 6 november 2012. Dit betekent dat appellante feitelijk geen belang meer heeft bij een uitspraak van de Raad, aangezien zij geen maandbedrag verschuldigd is.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat appellante geen belang meer heeft bij de uitspraak. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante zich jaarlijks tijdig moet wenden tot de Minister met een verzoek tot verlaging van het maandbedrag om te voorkomen dat zij onterecht aanmaningen of bezoeken van deurwaarders ontvangt. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier I.J. Penning, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2013.