ECLI:NL:CRVB:2013:2577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- H.C.P. Venema
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel betaalde voorschot en het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een te veel betaalde voorschot door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellant, die sinds 21 augustus 2006 een loongerelateerde WGA-uitkering ontving. Deze uitkering werd op 7 september 2007 omgezet in een IVA-uitkering. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat het Uwv onterecht een bedrag van € 332,77 van hem heeft teruggevorderd, omdat hij meende dat het Uwv bij de berekening van de voorschotten rekening had gehouden met zijn volledige inkomensinformatie. Het Uwv had eerder aangegeven dat het de uitkering op voorschotbasis zou aanpassen, maar appellant betwist dat het Uwv hem een duidelijke toezegging heeft gedaan over de wijze van berekening van de voorschotten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 november 2013 behandeld. Tijdens de zitting op 4 oktober 2013 heeft appellant zijn bezwaren herhaald, waarbij hij zich beroept op het vertrouwensbeginsel. De Raad oordeelt dat er geen bewijs is dat het Uwv appellant een ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan over de berekening van de voorschotten. De Raad concludeert dat het Uwv niet verplicht was om de door appellant voorgestane berekeningswijze te volgen, en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Assen, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat de terugvordering van het te veel betaalde bedrag rechtmatig was, en dat appellant niet kan terugvallen op het vertrouwensbeginsel in deze situatie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en H.C.P. Venema en R.E. Bakker als leden, in aanwezigheid van griffier I.J. Penning.