In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. De zaak betreft een zorgindicatie die door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) was afgegeven. De Raad had eerder, op 15 mei 2013, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het CIZ in zijn eerdere besluit van 3 augustus 2011 onvoldoende had gemotiveerd waarom de gehanteerde tijden voor verpleging niet deugde. CIZ heeft naar aanleiding van deze tussenuitspraak op 12 juni 2013 een nieuw besluit genomen, waarin het de indicatie voor verpleging klasse 4 (7 tot 9,9 uur per week) heeft vastgesteld voor de periode van 13 november 2009 tot en met 21 december 2010. De Raad oordeelt dat het nieuwe besluit van CIZ het eerder geconstateerde gebrek heeft hersteld. De Raad heeft overwogen dat de tijd voor zorgactiviteiten zoals bloedsuiker prikken en het toedienen van insuline, inclusief indirecte zorg, adequaat is ingeschat door CIZ. Appellante had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met indirecte zorg en het aanleren van handelingen, maar de Raad oordeelt dat deze argumenten niet opgaan. De Raad vernietigt het eerdere besluit van 3 augustus 2011 en verklaart het beroep tegen het nieuwe besluit van 12 juni 2013 ongegrond. Tevens wordt CIZ veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.730,38.