ECLI:NL:CRVB:2013:2575

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
11-4833 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening zorgindicatie door CIZ na tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. De zaak betreft een zorgindicatie die door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) was afgegeven. De Raad had eerder, op 15 mei 2013, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het CIZ in zijn eerdere besluit van 3 augustus 2011 onvoldoende had gemotiveerd waarom de gehanteerde tijden voor verpleging niet deugde. CIZ heeft naar aanleiding van deze tussenuitspraak op 12 juni 2013 een nieuw besluit genomen, waarin het de indicatie voor verpleging klasse 4 (7 tot 9,9 uur per week) heeft vastgesteld voor de periode van 13 november 2009 tot en met 21 december 2010. De Raad oordeelt dat het nieuwe besluit van CIZ het eerder geconstateerde gebrek heeft hersteld. De Raad heeft overwogen dat de tijd voor zorgactiviteiten zoals bloedsuiker prikken en het toedienen van insuline, inclusief indirecte zorg, adequaat is ingeschat door CIZ. Appellante had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met indirecte zorg en het aanleren van handelingen, maar de Raad oordeelt dat deze argumenten niet opgaan. De Raad vernietigt het eerdere besluit van 3 augustus 2011 en verklaart het beroep tegen het nieuwe besluit van 12 juni 2013 ongegrond. Tevens wordt CIZ veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.730,38.

Uitspraak

11/4833 AWBZ, 12/686 AWBZ, 13/3647 AWBZ
Datum uitspraak: 20 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van
7 juli 2011, 10/404 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 15 mei 2013 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2013:CA0454, gedaan.
CIZ heeft op 12 juni 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 10 juli 2013 heeft mr. S. van Steenberge namens appellante haar zienswijze op het besluit van 12 juni 2013 gegeven.
CIZ heeft bij brief van 23 augustus 2013 een reactie op de zienswijze gegeven.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak voor de feiten waarvan hij
uitgaat bij zijn oordeelsvorming.
2.
In de tussenuitspraak heeft de Raad onder andere overwogen dat CIZ in
het besluit van 3 augustus 2011 geen deugdelijke motivering heeft gegeven voor de door haar gehanteerde tijden voor verpleging in de periode hier in geding. De Raad heeft verder overwogen ervan uit te gaan dat het overzicht, gevoegd bij de beroepsgronden van 20 juli 2011, een juiste weergave is van de benodigde tijden voor het bloedsuiker prikken
(vijf minuten) en het toedienen van insuline en het berekenen van de hoeveelheid koolhydraten (tien minuten). Hierbij is in aanmerking genomen dat namens CIZ ter zitting is gesteld dat het niet onredelijk is om uit te gaan van een totale tijd van vijftien minuten, indien het berekenen van de koolhydraten daarbij wordt meegenomen. Dit heeft geleid tot het oordeel dat het besluit van 3 augustus 2011 niet in stand kan blijven wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad beschikte over onvoldoende gegevens om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand kunnen blijven of om zelf in de zaak te voorzien. Op basis van de gedingstukken kon de Raad niet vaststellen wat de omvang van de indicatie voor verpleging is indien daarbij de samenvallende zorgmomenten in aanmerking worden genomen. De Raad heeft CIZ opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen overeenkomstig hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen.
3.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft CIZ bij het besluit van 12 juni 2013 een indicatie gegeven voor verpleging klasse 4 (7 tot 9,9 uur per week) in de periode van
13 november 2009 tot en met 21 december 2010. Daarbij is CIZ ervan uitgegaan dat voor de zorgactiviteiten bloedsuiker prikken, toedienen van insuline en het berekenen van de hoeveelheid koolhydraten samen vijftien minuten een reële tijd is en heeft CIZ daarom bij deze activiteiten geen aftrek van tijd wegens samenvallende activiteiten toegepast. Verder is CIZ ervan uitgegaan dat het wisselen van naald en het verwisselen van ampul/insuffon tien respectievelijk twintig minuten duurt en dat deze activiteiten beide vier maal per week plaatsvinden. Bij deze twee activiteiten is CIZ ervan uitgegaan dat zij samenvallen met de overige voormelde activiteiten en heeft CIZ in zoverre aftrek van tijd toegepast.
4.
Appellante heeft in de zienswijze naar voren gebracht dat CIZ ten aanzien van het bloedsuiker prikken, het toedienen van insuline en het berekenen van de hoeveelheid koolhydraten geen rekening heeft gehouden met de indirecte zorg die is gemoeid met onder andere het binnenkomen, gedag zeggen en handen wassen. Appellante heeft verder aangevoerd dat CIZ ten onrechte geen nadere motivering heeft gegeven voor het naar beneden afwijken van de normtijden in de beleidsregels. Ten slotte heeft appellante naar voren gebracht dat CIZ geen rekening heeft gehouden met tijd voor het aanleren van handelingen en evenmin met het feit dat de moeder van appellante ook nachtelijke controles bij haar moet uitvoeren.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Onder verwijzing naar wat in de tussenuitspraak is overwogen komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking voor zover daarin geen proceskostenveroordeling voor het inroepen van een deskundige is uitgesproken. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad CIZ veroordelen in de kosten van het inroepen van een deskundige tot een bedrag van € 550,38.
5.2.
Voorts zal het beroep tegen het besluit van 3 augustus 2011 gegrond worden verklaard en zal dit besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Het besluit van 12 juni 2013
5.3.
Het betoog van appellante dat CIZ ten aanzien van het bloedsuiker prikken, het toedienen van insuline en het berekenen van de hoeveelheid koolhydraten geen rekening heeft gehouden met de indirecte zorg, slaagt niet. In de tussenuitspraak is de Raad ervan uitgegaan dat bij de genoemde vijftien minuten zorg de indirecte zorg is inbegrepen. Dit volgt uit rechtsoverweging 6.5 van de tussenuitspraak waarin is overwogen dat de Raad niet kan vaststellen wat de omvang van de indicatie voor verpleging is indien daarbij de samenvallende zorgmomenten in aanmerking worden genomen. Aftrek van tijd bij samenvallende zorgmomenten vindt immers plaats omdat door de samenvallende zorgmomenten minder indirecte zorg hoeft te worden geboden.
5.4.
De gedingstukken bieden geen grondslag voor het oordeel dat CIZ bij de overige zorgactiviteiten onvoldoende tijd heeft geïndiceerd.
5.5.
Het betoog van appellante dat CIZ geen rekening heeft gehouden met tijd voor het aanleren van handelingen en evenmin met het feit dat de moeder van appellante ook nachtelijke controles bij haar moet uitvoeren, slaagt evenmin. CIZ heeft in haar reactie van
23 augustus 2013 terecht opgemerkt dat bij het indiceren van acht maal per dag bloedsuiker prikken, toedienen van insuline en het berekenen van de benodigde hoeveelheid koolhydraten ook de zorg ’s nachts is inbegrepen. CIZ heeft in haar reactie ook terecht opgemerkt dat een indicatie kan worden gegeven voor het aanleren of voor het overnemen van een zorgactiviteit en dat de omvang van de benodigde zorg in beide gevallen precies dezelfde is. Dit standpunt vindt steun in de CIZ Indicatiewijzer versie 3.0, p. 93. Daarin wordt opgemerkt dat de gemiddelde tijd die voor het aanleren wordt gehanteerd, de tijd van de handeling zelf is. Het betoog van appellante leidt daarom niet tot het oordeel dat de gegeven indicatie onvoldoende is.
5.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot het oordeel dat CIZ het door de Raad geconstateerde gebrek dat aan het besluit van 3 augustus 2011 kleefde, heeft hersteld in het besluit van
12 juni 2013. Het beroep tegen het besluit van 12 juni 2013 zal daarom ongegrond worden verklaard.
6.
Er bestaat aanleiding om CIZ te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.180,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarin geen proceskostenveroordeling voor het inroepen van een deskundige is uitgesproken;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 3 augustus 2011 gegrond;
  • vernietigt het besluit van 3 augustus 2011;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 12 juni 2013 ongegrond;
  • veroordeelt CIZ in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 1.730,38;
  • bepaalt dat CIZ aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en W.H. Bel als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) P.J.M. Crombach
JvC