ECLI:NL:CRVB:2013:2564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen wegens verzwegen bankrekeningen en onduidelijke herkomst van kasstortingen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant, die afkomstig is uit Nigeria en sinds 2001 in Nederland woont. Appellant ontving vanaf 19 maart 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In de periode van maart 2008 tot en met februari 2009 heeft hij een kamer gehuurd en ontving hij bijzondere bijstand en een langdurigheidstoeslag. Echter, na een melding dat appellant mogelijk geen melding had gemaakt van een bankrekening, heeft de sociale recherche Roermond onderzoek gedaan. Dit onderzoek onthulde dat appellant in die periode kasstortingen van in totaal € 15.390,- had verricht op twee bankrekeningen, waar hij geen melding van had gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van Roermond.
Op basis van deze bevindingen heeft het college besloten om de bijstandsverlening aan appellant in te trekken, omdat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij voldoende bewijs had geleverd dat de kasstortingen verband hielden met huurpenningen die hij voor andere bewoners int. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op bijstand, omdat hij geen volledige inzage had gegeven in zijn financiële situatie.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstandsverlening in te trekken. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om aan te tonen dat hij recht had op bijstand, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2013.