In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten, dat zijn bijstand had ingetrokken en kosten van bijstand had teruggevorderd. Het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De appellant had nagelaten tijdig zorg te dragen voor een juiste registratie in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur aan zijn bekendmakingsverplichting had voldaan door het besluit naar het laatst bekende adres van de appellant te sturen. De Raad bevestigde dat de termijn voor het indienen van bezwaar was aangevangen op 5 januari 2008 en dat de appellant zijn bezwaar pas op 19 juni 2012 indiende, wat ruimschoots na de termijn was. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor een verschoonbare termijnoverschrijding en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier.