ECLI:NL:CRVB:2013:2552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor fitnesskosten op medische gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, die lijdt aan chronische rugpijn, had op 8 juni 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van fitness in een reguliere sportschool. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijk werden beschouwd volgens artikel 35, eerste lid, van de WWB. Het college baseerde deze afwijzing op een advies van de GGD, waarin werd gesteld dat fitness niet medisch noodzakelijk was, aangezien appellant ook op eigen gelegenheid kon sporten.
Tijdens de procedure heeft appellant aanvullende medische documenten overgelegd, waaronder een brief van zijn revalidatiearts en een rapportage van zijn huisarts, waarin werd gepleit voor de noodzaak van fitness. Desondanks oordeelde de Raad dat de beschikbare medische gegevens niet voldoende waren om aan te nemen dat fitness in een reguliere sportschool medisch noodzakelijk was. De Raad concludeerde dat de GGD-arts slechts had aangegeven dat fitness een optie was om de klachten te verminderen, maar niet dat het noodzakelijk was om dit in een sportschool te doen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat het college terecht de conclusie van het GGD-advies niet had gevolgd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van medische noodzaak bij aanvragen voor bijzondere bijstand en de rol van adviesinstanties in dit proces.