Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt de Staat der Nederlanden in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.B.M.A. Engelen, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Raad van 5 februari 2013. In die uitspraak werd vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), was overschreden door zowel de Staat der Nederlanden als het college van burgemeester en wethouders van Asten. De Raad heeft vastgesteld dat er vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift op 12 januari 2009 tot de uitspraak van de rechtbank meer dan twee jaar en vier maanden waren verstreken, waarbij de behandeling van het bezwaar en beroep aanzienlijk langer duurde dan gebruikelijk.
De Staat heeft erkend dat de redelijke termijn met ruim drie maanden is overschreden en heeft aangeboden een schadevergoeding van € 500,- te betalen aan verzoeker, wat in overeenstemming is met de jurisprudentie. Het college heeft ook erkend dat de behandeling van het bezwaar te lang heeft geduurd, maar stelde dat een deel van de vertraging niet aan hen te wijten was. Verzoeker was het eens met de schadevergoeding van de Staat, maar stelde dat het college ook aansprakelijk was voor schadevergoeding.
De Raad heeft geoordeeld dat de Staat veroordeeld wordt tot betaling van € 500,- aan verzoeker, en dat de vordering tegen het college werd afgewezen. Daarnaast werd de Staat veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 236,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de verplichting van de overheid om tijdig te handelen.