ECLI:NL:CRVB:2013:2527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- B.J. van de Griend
- G.F. Walgemoed
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om verhoging van militair pensioen en bewijsvoering omtrent causale invaliditeit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig marinier die van 1947 tot 1948 in het voormalig Nederlands-Indië heeft gediend, had een verzoek ingediend om verhoging van zijn militair invaliditeitspensioen. Dit pensioen was eerder toegekend op basis van een invaliditeitspercentage van 60%, voortvloeiend uit psychische klachten die in verband stonden met zijn diensttijd. In 2006 verzocht de appellant om verhoging van dit pensioen, maar na psychiatrisch onderzoek werd vastgesteld dat zijn invaliditeit was gedaald naar 10%. De minister van Defensie heeft het verzoek afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak.
De rechtbank heeft het besluit van de minister vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had onderzocht of de hoofdpijnklachten van de appellant in verband stonden met een metaaldeeltje in zijn hoofd, dat mogelijk tijdens zijn diensttijd was opgelopen. De Raad heeft in hoger beroep de argumenten van de appellant beoordeeld, die stelde dat het metaaldeeltje als gevolg van een explosie tijdens zijn diensttijd in zijn hoofd terecht was gekomen. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was dat het metaaldeeltje tijdens de diensttijd was opgelopen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat er geen causale link was tussen de diensttijd en de aanwezigheid van het metaaldeeltje.
De Raad concludeerde dat de minister niet in gebreke was gebleven en dat de appellant niet had aangetoond dat er een verband was tussen zijn klachten en zijn diensttijd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.