ECLI:NL:CRVB:2013:2516

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
12-659 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vervolgaanvraag voor uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 wegens ontbrekende medische machtiging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2013 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante, een erkend burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante had een vervolgaanvraag ingediend voor vergoeding van kosten in verband met de aanschaf van een auto, een uitgebreide gebitsbehandeling en de aanschaf en installatie van een douchestoel. De aanvraag werd afgewezen door verweerder op 30 augustus 2011, omdat appellante niet de gevraagde medische machtiging had verstrekt die noodzakelijk was voor een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. Verweerder had herhaaldelijk verzocht om een door appellante zelf ondertekende medische machtiging, maar deze was tot op heden niet ontvangen.

In het bestreden besluit werd het bezwaar van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. Verweerder stelde dat de door appellante ondertekende machtiging niet voldeed aan de eisen die de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) stelt aan een machtiging tot het verstrekken van medische informatie. De Raad oordeelde dat de door appellante ondertekende machtiging niet kon worden aangemerkt als een geldige machtiging voor het opvragen van medische informatie, omdat deze niet specifiek genoeg was en niet voldeed aan de richtlijnen van de KNMG.

Tijdens de zitting op 10 oktober 2013 heeft appellante haar standpunt toegelicht, maar de Raad kwam tot de conclusie dat het bestreden besluit in stand moest blijven. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, omdat appellante niet had voldaan aan de vereisten voor het verstrekken van de benodigde medische machtiging. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 21 november 2013.

Uitspraak

12/659 WUBO
Datum uitspraak: 21 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. H.N. Broekzitter beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 december 2011, kenmerk BZ01375824 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940‑1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2013. Namens appellante is verschenen mr. drs. Broekzitter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante, geboren in 1931, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan haar zijn met ingang van 1 mei 2009 de toeslag op grond van artikel 19 van de Wubo en enkele bijzondere voorzieningen toegekend. Per gelijke datum zijn de eerdere toekenningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 ingetrokken.
1.2. Bij een vervolgaanvraag in november 2010 heeft appellante verzocht om vergoeding van de kosten van de aanschaf van een auto, een uitgebreide gebitsbehandeling alsmede de aanschaf en installatie van een douchestoel.
1.3. Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft verweerder deze aanvraag, met toepassing van artikel 49 van de Wubo, afgewezen wegens het niet verstrekken van gevraagde inlichtingen die volgens verweerder noodzakelijk waren voor een inhoudelijke beoordeling. Daarbij is overwogen dat verweerder de gemachtigde van appellante bij herhaling heeft verzocht om een door appellante zelf ondertekende medische machtiging over te leggen en dat zo’n machtiging tot op heden niet is ontvangen.
1.4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 30 augustus 2011 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat een door de gemachtigde van appellante ondertekende medische machtiging alsook een door appellante (wel) ondertekende machtiging, waarbij zij haar gemachtigde heeft gemachtigd om haar te vertegenwoordigen en haar belangen te behartigen in verband met haar aanspraken ingevolge de Wubo, dit met inbegrip van het ondertekenen van eventueel benodigde medische machtigingen, niet toereikend zijn. Volgens verweerder blijkt uit laatstgenoemde machtiging niet ondubbelzinnig dat appellante - in overeenstemming met door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) gepubliceerde richtlijnen - een expliciete, gerichte toestemming heeft gegeven om medische gegevens bij de behandelende sector te kunnen opvragen.
2.1. Namens appellante is in beroep betoogd dat de door appellante ondertekende machtiging, waarbij zij haar gemachtigde heeft gemachtigd om haar te vertegenwoordigen, en de door de gemachtigde ondertekende machtiging tot het opvragen van medische informatie tezamen moeten worden gezien als een door appellante ondertekende machtiging tot het opvragen van medische informatie.
2.2. Verweerder heeft in het verweerschrift nader toegelicht dat zijn medisch adviseurs handelen in overeenstemming met de richtlijnen van de KNMG. Bedoelde richtlijnen schrijven voor dat een schriftelijke machtiging aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Uit de machtiging moet blijken welke informatie mag worden verstrekt, aan wie de informatie mag worden verstrekt en voor welk doel. De machtiging dient zo specifiek mogelijk te zijn toegesneden op dit doel. Ook moet de machtiging helder en duidelijk zijn geformuleerd om verwarring daarover te voorkomen. Verder is gerichte toestemming van de patiënt/cliënt vereist. De door appellante verstrekte machtiging voldoet niet aan deze voorwaarden. Verweerder heeft daarbij nog aangetekend dat het (moeten) verstrekken van een door appellante zelf ondertekende machtiging niet onevenredig bezwaarlijk kan worden geacht.
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Namens appellante is ter zitting te kennen gegeven dat de omvang van het geding in beroep zich niet (meer) uitstrekt tot de gevraagde vergoeding van de kosten van een uitgebreide gebitsbehandeling. De aanvraag in zoverre moet worden geacht te zijn ingetrokken.
3.2.1.
In de Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens van de KNMG (richtlijnen), zoals deze luiden per 1 januari 2010, is - in paragraaf 3.1 - in de eerste plaats vermeld dat het beroepsgeheim van de arts in beginsel verhindert dat hij (medische) informatie verstrekt. Vervolgens is aangegeven dat de patiënt expliciete, gerichte toestemming dient te geven alvorens gegevens mogen worden verstrekt. Dit betekent dat de patiënt moet weten met welk doel de gegevens worden opgevraagd, wat de inhoud is van de informatie en wat mogelijke consequenties van de gegevensverstrekking zijn. Schriftelijke toestemmingsformulieren moeten voldoende specifiek aangeven voor welke gegevensoverdracht de patiënt toestemming verleent en met welk doel.
3.2.2.
Mede bezien tegen de achtergrond van de eisen die de richtlijnen aldus stellen aan een machtiging tot het verstrekken van medische informatie heeft verweerder bij het bestreden besluit terecht vastgehouden aan het vereiste van een door appellante zelf ondertekende medische machtiging. Vaststaat dat appellante, hoewel zij bij herhaling op het belang daarvan is gewezen, zo’n machtiging niet heeft overgelegd.
3.2.3.
De Raad onderschrijft niet het namens appellante gehouden betoog dat de door appellante ondertekende machtiging, waarbij zij haar gemachtigde heeft gemachtigd om haar te vertegenwoordigen en haar belangen te behartigen in verband met haar aanspraken ingevolge de Wubo, dit met inbegrip van het ondertekenen van eventueel benodigde medische machtigingen, en de door de gemachtigde ondertekende machtiging tot het opvragen van medische informatie tezamen moeten worden aangemerkt als een door appellante ondertekende machtiging tot het opvragen van medische informatie. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheid een machtiging te verlenen tot het verstrekken van medische informatie aan de persoon van de betrokkene is verbonden. De door appellante ondertekende machtiging, waarbij zij haar gemachtigde heeft gemachtigd om haar te vertegenwoordigen en haar belangen te behartigen, kan zich niet (mede) uitstrekken tot het verlenen/ondertekenen van een medische machtiging.
3.3.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte standhoudt, zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en B.J. van de Griend en
G.F. Walgemoed als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof

HD