ECLI:NL:CRVB:2013:2498

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
11-485 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake WW-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2010. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem ten onrechte een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) had ontzegd. De Raad had eerder, op 23 juli 2010, een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:1095) waarin werd geoordeeld dat de ontzegging van de uitkering onterecht was. Het Uwv heeft vervolgens op 29 augustus 2013 een nieuw besluit genomen, waarin werd vastgesteld dat de appellant met ingang van 24 april 2009 recht heeft op een WW-uitkering, met een bepaald uitkeringsbedrag en een maatregel wegens te late aanvraag.

De appellant heeft in deze procedure zijn zienswijze gegeven op het nieuwe besluit van het Uwv en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van de appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.180,-. De uitspraak vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze bepaalde dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De Raad verklaart het beroep tegen het besluit van 29 augustus 2013 niet-ontvankelijk en bepaalt dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,- aan de appellant vergoedt.

Uitspraak

11/485 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 december 2010, 09/5723 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 23 juli 2010 (ECLI:NL:CRVB:1095) een tussenuitspraak gedaan.
Het Uwv heeft een besluit ingezonden van 29 augustus 2013.
Appellant heeft zijn zienswijze gegeven op het besluit.
De zaak is verwezen naar een enkelvoudige kamer van de Raad.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.

OVERWEGINGEN

1.
Bij de tussenuitspraak is geoordeeld dat het Uwv aan appellant ten onrechte een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) heeft ontzegd op de grond dat aan zijn werkloosheid een arbeidsrechtelijke dringende reden ten grondslag ligt, zodat van verwijtbare werkloosheid in de zin van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW geen sprake is.
2.
Bij besluit van 29 augustus 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van
24 april 2009 recht heeft op een WW-uitkering. Het uitkeringsbedrag is voor de eerste twee maanden bepaald op € 86,42 bruto per dag en vanaf 24 juni 2009 op € 80,66 bruto per dag. Omdat appellant de aanvraag om WW-uitkering niet tijdig heeft ingediend, heeft het Uwv aan appellant een maatregel opgelegd; van 1 mei 2009 tot en met 31 mei 2009 wordt het uitkeringsbedrag met 5% verlaagd. Het Uwv heeft verder besloten aan appellant de kosten van rechtsbijstand in bezwaar te vergoeden tot een bedrag van € 944,-.
3.
Volgens appellant heeft het Uwv met het besluit van 29 augustus 2013 op een juiste wijze uitvoering gegeven aan de tussenuitspraak. Hij heeft verzocht om vergoeding van zijn kosten in beroep en in hoger beroep.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit overweging 4.10 van de tussenuitspraak volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
4.2.
Het besluit van 29 augustus 2013 behoeft geen beoordeling omdat appellant daartegen geen beroepsgronden heeft gericht.
4.3.
Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 1.180,-. Bij de aangevallen uitspraak is het Uwv al veroordeeld in de proceskosten van appellant in beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 30 oktober 2009 in stand blijven;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 29 augustus 2013 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.180,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013.
(getekend) M. Greebe
(getekend) D.E.P.M. Bary

NW