ECLI:NL:CRVB:2013:2491

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
19 november 2013
Zaaknummer
12-5289 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank Utrecht inzake proceskostenvergoeding in het kader van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had in haar uitspraak van 15 augustus 2012, zaaknummer 11/3856, het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht vernietigd voor wat betreft de langdurigheidstoeslag over 2005. De rechtbank had echter nagelaten het college te veroordelen in de proceskosten van appellante in bezwaar, wat de Centrale Raad van Beroep nu corrigeert.

De Centrale Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft verzuimd om het college te veroordelen in de kosten van appellante in bezwaar. De Raad stelt vast dat de rechtbank het besluit van 25 juli 2011 heeft herroepen wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid, omdat het college bij de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag over 2005 is uitgegaan van een onjuiste referteperiode. Dit betekent dat appellante recht heeft op vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar.

De Raad heeft de kosten van rechtsbijstand in bezwaar begroot op € 944,- en de proceskosten in hoger beroep op € 472,-. De totale kosten die het college aan appellante moet vergoeden, bedragen € 1.416,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 115,- dat appellante in hoger beroep heeft betaald, vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/5289 WWB
Datum uitspraak: 12 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 augustus 2012, 11/3856 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nadere stukken ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 1 oktober 2013. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 25 juli 2011 heeft het college aan appellante over de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 een langdurigheidstoeslag op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend en haar aanvraag om een uitkering over de jaren 2004 en 2005 afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 11 oktober 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 25 juli 2011 gehandhaafd.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover dat betrekking heeft op de langdurigheidstoeslag over 2005 en, met herroeping in zoverre van het besluit van 25 juli 2011, bepaald dat appellante over 2005 recht heeft op langdurigheidstoeslag ten bedrage van € 418,-. De rechtbank heeft het college tevens veroordeeld in de proceskosten van appellante in beroep.
3.
Het hoger beroep van appellante is gericht tegen de aangevallen uitspraak vervatte weigering te bepalen dat de kosten van behandeling van het bezwaar dienen te worden vergoed.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuur te wijten onrechtmatigheid.
4.2.
De rechtbank heeft het besluit van 25 juli 2011 herroepen wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid. De herroeping is immers gestoeld op het oordeel dat het college ter zitting bij de rechtbank heeft erkend dat bij de beoordeling van het recht op langdurigheidtoeslag over 2005 is uitgegaan van een onjuiste referteperiode.
4.3.
Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte nagelaten het college te veroordelen in de kosten van appellante in bezwaar. In zoverre komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het college alsnog veroordelen in de kosten van appellante in bezwaar. Deze kosten worden begroot op € 944,- wegens verleende rechtsbijstand.
5. Voorts bestaat aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze worden begroot op € 472,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank heeft nagelaten het college te
veroordelen in de kosten van appellante in bezwaar;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.416,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 115,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik als voorzitter, in tegenwoordigheid van
P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2013.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) P.J.M. Crombach

HD