ECLI:NL:CRVB:2013:2462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een uitkering op grond van de Wet WIA aan appellant, die zich ziek had gemeld met rugklachten en later ook psychische klachten. De rechtbank Utrecht had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging hiertegen in hoger beroep. De Raad beoordeelde de medische grondslag van het bestreden besluit van het Uwv, waarbij de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts de beperkingen van appellant hadden vastgesteld. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant geen psychiatrische stoornis had, maar wel milde persoonlijkheidsproblematiek en fysieke beperkingen door rugklachten. De bezwaarverzekeringsarts had in hoger beroep bevestigd dat er geen aanleiding was om de medische beoordeling van het Uwv in twijfel te trekken. Appellant voerde aan dat zijn psychische klachten niet juist waren gewaardeerd en dat hij niet in staat was tot reële arbeid. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend waren voor appellant, en dat er geen medische gegevens waren die de beoordeling van het Uwv konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.