ECLI:NL:CRVB:2013:2459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor vervoersvoorziening op grond van de Wmo in de vorm van een gesloten buitenwagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die lijdt aan COPD en de ziekte van Hus, had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante volgens hen niet op medische en functionele gronden was aangewezen op een gesloten buitenwagen. In plaats daarvan kwam zij in aanmerking voor Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV plus) in combinatie met een scootmobiel, wat volgens het college een adequate oplossing bood voor haar vervoersbehoefte.
De Raad heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag door het college niet onterecht was. De Raad oordeelde dat de combinatie van AOV plus en scootmobiel voldoende was om de beperkingen van appellante op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te compenseren. De Raad wees erop dat appellante met AOV plus tot een uur voor vertrek kan bestellen en dat deze regeling haar in staat stelt om haar zoon en vader te bezoeken en naar het ziekenhuis en de winkel te gaan. De Raad concludeerde dat de voorwaarden voor het gebruik van AOV plus niet zodanig belastend waren dat deze niet als voldoende compensatie konden worden beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H.J. de Mooij als voorzitter en W.H. Bel en G. van Zeben-de Vries als leden, in aanwezigheid van griffier K.E. Haan.