Uitspraak
Namens appellante heeft mr. A. Schippers hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WGA-uitkering te beëindigen. Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, was van mening dat haar medische situatie onvoldoende was meegewogen bij de herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij besluit van 30 december 2008 had vastgesteld dat appellante met ingang van 12 februari 2009 recht had op een WGA-uitkering, maar dat bij een herbeoordeling op 24 november 2010 was geconcludeerd dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 1 februari 2011.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat haar klachten, waaronder hoofdpijn en duizeligheid, onvoldoende zijn gewogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de rapporten van haar behandelend neuroloog, in overweging genomen, maar heeft geen aanleiding gevonden om de medische beoordeling van het Uwv te herzien. De Raad concludeert dat de belasting in de aan appellante voorgehouden functies haar beperkingen niet te boven gaat en dat deze functies medisch geschikt zijn voor haar.
De uitspraak van de rechtbank Roermond, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.