In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante. De Raad heeft geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts op zorgvuldige wijze heeft gemotiveerd waarom hij is uitgegaan van de diagnose somatisatiestoornis. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de verzekeringsartsen uitvoerig onderzoek hebben gedaan en rekening hebben gehouden met een breed scala aan klachten. Appellante had niet kunnen onderbouwen dat zij meer beperkt was dan vastgesteld door de verzekeringsartsen. De Raad heeft vastgesteld dat de verklaring van de huisarts niet betrekking had op de datum in geding en dat de verklaring van de revalidatiearts niet voldoende medische onderbouwing bood voor de stelling van appellante.
Appellante heeft in hoger beroep verwezen naar eerder aangevoerde gronden en stelde dat de medische informatie van haar huisarts en revalidatiearts ten onrechte niet was meegenomen in de beoordeling. De gemachtigde van appellante gaf aan dat de discussie zich vooral richtte op de vraag of er sprake was van een te objectiveren ziekteoorzaak. De Raad concludeerde dat de door appellante ingebrachte gegevens, waaronder wetenschappelijk onderzoek naar conversiestoornissen, niet specifiek genoeg waren om de diagnose somatisatiestoornis te weerleggen. De Raad onderschreef de motivering van de rechtbank en oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de diagnose mocht volgen zoals gesteld door de behandelend psychiater.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 november 2013.