ECLI:NL:CRVB:2013:2451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot ontheffing uit functie en herplaatsing boven formatie in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, het dagelijks bestuur van een waterschap, had betrokkene, een medewerker, met onmiddellijke ingang uit haar functie ontheven en haar boven de formatie geplaatst. Dit besluit volgde na een conflict tussen betrokkene en haar leidinggevende, dat begon met een incident op 3 februari 2011. Ondanks pogingen tot mediation en re-integratie, bleek er onvoldoende vertrouwen te zijn voor een duurzame samenwerking. De rechtbank had het besluit van de appellant vernietigd, omdat betrokkene niet op de hoogte was gesteld van de consequenties van haar opstelling en niet de kans had gekregen om haar functie te hervatten.
De Centrale Raad oordeelde dat de appellant niet bevoegd was om betrokkene uit haar functie te ontheffen, omdat er geen objectiveerbare redenen waren voor haar ongeschiktheid. De Raad bevestigde dat de appellant betrokkene niet had gewaarschuwd voor de gevolgen van haar weigering om haar werk te hervatten. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het besluit van 28 juli 2011, dat betrekking had op de mededeling over het ontslag, herroepen had. Het bezwaar van betrokkene tegen deze mededeling werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de overige delen van de uitspraak van de rechtbank werden bevestigd. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende had gedaan om betrokkene de kans te geven haar functie te hervatten en dat de opstelling van betrokkene niet als ongeschiktheid kon worden gekwalificeerd.