ECLI:NL:CRVB:2013:2445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag en beoordeling van werkomstandigheden in het ambtenarenrecht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen het eervol ontslag door de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Appellante, die sinds 1988 in dienst was, was in de periode van 2003 tot 2007 regelmatig ziek en werd in juni 2007 volledig arbeidsongeschikt verklaard vanwege psychische klachten. De bedrijfsarts concludeerde dat er geen mogelijkheden voor re-integratie waren. In 2009 werd appellante herplaatst op een andere afdeling, maar na een nieuwe ziekmelding in 2010 verleende de directie haar eervol ontslag per 1 augustus 2010, wat appellante aanvocht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van buitensporige werkomstandigheden die haar arbeidsongeschiktheid hebben veroorzaakt. De Raad concludeert dat de werkgever zijn zorgplicht niet heeft geschonden en dat appellante goed is begeleid tijdens haar ziekteperiode. Er is voldoende contact geweest met haar leidinggevende en er zijn adequate re-integratie-inspanningen geleverd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het ontslag ongegrond had verklaard.
De Raad benadrukt dat voor psychische klachten objectieve feiten moeten worden aangedragen die de stelling van buitensporige werkomstandigheden onderbouwen. In dit geval zijn er geen objectieve gronden aangetoond voor de onveiligheid die appellante op haar werkplek ervoer. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.