ECLI:NL:CRVB:2013:2438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
12-2724 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies voor appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die sinds 2005 werkzaam was als haringschoonmaakster, viel in juli 2009 uit met rug- en beenklachten, later verergerd door psychische klachten. Het Uwv weigerde op 9 juni 2011 de WIA-uitkering, omdat appellante op 4 juli 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van appellante werd door het Uwv ongegrond verklaard op 21 oktober 2011.

Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank ’s-Gravenhage verklaarde het beroep ongegrond op 4 april 2012. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Appellante stelde dat haar belastbaarheid was onderschat en dat zij de geduide functies niet kon verrichten. In hoger beroep heeft zij aanvullende medische informatie ingediend ter ondersteuning van haar standpunt.

De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze in essentie een herhaling waren van de eerdere gronden. De Raad oordeelde dat de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende waren om te concluderen dat er geen reden was voor het aannemen van meer beperkingen. De door appellante ingebrachte verklaringen van haar behandelaars gaven geen aanleiding om de eerdere oordelen te herzien. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat de functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, met S. Aaliouli als griffier.

Uitspraak

12/2724 WIA
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
4 april 2012, 11/9163 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Y. Özdemir, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2013. Appellante is verschenen bij gemachtigde mr. drs. P.R.L.V.M. Kruik, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante is vanaf 2005 voor diverse uitzendbureaus werkzaam geweest, laatstelijk als haringschoonmaakster voor 40 uur per week. Uit die functie is zij op 6 juli 2009 uitgevallen met rug- en rechterbeenklachten. Later zijn daar psychische klachten bijgekomen.
1.2. Bij besluit van 9 juni 2011 heeft het Uwv geweigerd aan appellante een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat appellante op 4 juli 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
1.3. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van
21 oktober 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellante zorgvuldig is verricht. Er is op grond van hetgeen appellante heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat zij meer beperkt is dan in de zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is aangenomen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat in de FML de nodige beperkingen zijn aangenomen met betrekking tot de fysieke en psychische belastbaarheid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
3.
In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden en daarbij haar gronden beperkt tot de medische grondslag van het bestreden besluit. Zij handhaaft haar stelling dat haar belastbaarheid is onderschat en dat zij daarom de geduide functies niet kan verrichten. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft zij in hoger beroep medische informatie ingebracht, waaronder informatie van GZ-psycholoog drs. A. Kurt, huisarts M. Aydin en de MDL-arts dr. R.J.L. Stuyt.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor de toepasselijke wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
De gronden die appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, zijn in essentie een herhaling van de gronden in eerste aanleg. De rechtbank heeft deze gronden besproken en gemotiveerd geoordeeld waarom ze niet kunnen slagen. Op goede gronden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat uit de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen naar voren komt dat er geen reden is voor het aannemen van meer beperkingen per 4 juli 2011.
4.3.
De in hoger beroep overgelegde verklaring van GZ-psycholoog drs. A. Kurt leidt niet tot een ander oordeel. Kurt heeft aangegeven dat bij appellante sprake is van verstandelijke beperkingen. Zij kan redelijk goed functioneren wanneer zij een eenduidige, routinematige en concrete taak, in een niet-opgejaagd tempo kan uitvoeren. Uit deze verklaring volgt niet dat de beperkingen, die in de FML van 31 augustus 2011 zijn opgenomen, onder meer ten aanzien van onvoorspelbare werksituaties (item 1.9.5), veelvuldige deadlines of productiepieken
(item 1.9.7), conflicthantering (item 2.8.1), samenwerking (item 2.9.1) en klantencontact (item 2.12.2), onvoldoende zijn.
4.4.
Uit de door appellante in hoger beroep ingebrachte informatie van haar huisarts M. Aydin en de MDL-arts dr. R.J.L. Stuyt kan evenmin worden afgeleid dat appellante op 4 juli 2011 meer beperkt was dan door het Uwv is aangenomen.
4.5.
Ten aanzien van de arbeidskundige kant van de schatting wordt volstaan met te verwijzen naar de overwegingen in de aangevallen uitspraak waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
4.6.
De overwegingen 4.1 tot en met 4.5 leiden tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) S. Aaliouli

QH