ECLI:NL:CRVB:2013:2437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellante, die een uitkering ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), had zich ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 9 januari 2012, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar maatgevende werk. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat appellante in staat werd geacht om ten minste één van de functies die haar in het kader van de WIA-beoordeling waren voorgehouden, te vervullen. Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij zwakbegaafd is en lijdt aan verschillende medische klachten, waaronder chronische hoofdpijn en rugpijn, en dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de informatie van haar behandelend psychiater en huisarts.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellante in hoger beroep dezelfde gronden aanvoerde als in de eerdere procedure en dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.