ECLI:NL:CRVB:2013:2436

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
13-1752 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de uitkering op grond van de Ziektewet en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die eerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontzegd kreeg, had zich ziek gemeld terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar Ziektewet-uitkering per 8 augustus 2012, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar maatgevende werk. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarbij zij de rapporten van de (bezwaar)verzekeringsarts als beslissend beschouwde.

In hoger beroep heeft appellante opnieuw haar gronden aangevoerd, waaronder haar zwakbegaafdheid en diverse medische klachten zoals chronische hoofdpijn en rugpijn. Ze betoogde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met informatie van haar behandelend psychiater en haar huisarts. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had overgelegd en dat de rechtbank de beroepsgronden afdoende had besproken. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

13/1752 ZW
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
6 maart 2013, 12/9890 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Y. Özdemir, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2013. Appellante is verschenen bij gemachtigde mr. drs. P.R.L.V.M. Kruik, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.
Met ingang van 4 juli 2011 is appellante een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontzegd. Het Uwv heeft appellante voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
2.
Appellante heeft zich met ingang van 14 maart 2012, vanuit de situatie dat zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld wegens toegenomen klachten. Bij besluit van 2 augustus 2012 heeft het Uwv de aan appellante toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 8 augustus 2012 beëindigd op de grond dat appellante weer geschikt is voor haar maatgevende werk. Bij besluit van 2 oktober 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 2 augustus 2012 ongegrond verklaard.
3.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij beslissende betekenis toegekend aan de door de (bezwaar)verzekeringsarts uitgebrachte rapporten. Met de door appellante in beroep aangevoerde klachten is reeds rekening gehouden in het kader van de Wet WIA-beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank ligt aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag, op grond waarvan het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante per 8 augustus 2012 geschikt is te achten voor haar arbeid in de zin van de ZW.
4.
In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden. Appellante heeft aangevoerd dat zij zwakbegaafd is. Voorts heeft zij chronische hoofdpijn, rugpijn, een slijmbeursontsteking, een hersentumor en concentratieproblemen. Volgens appellante is de rechtbank voorbijgegaan aan de informatie van de behandelend psychiater en aan de gevolgen van het medicijngebruik van appellante. De rechtbank is eveneens ten onrechte voorbijgegaan aan het medisch journaal van de huisarts M. Aydin van 16 mei 2012 waarin is gesteld dat appellante niet is staat is om reguliere arbeid te verrichten.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Voor de toepasselijke wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
5.2.
Appellante heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in beroep bij de rechtbank en heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft de beroepsgronden afdoende besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv over de ontzegging van ziekengeld. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Volstaan wordt te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
5.3.
De overwegingen 5.1 en 5.2 leiden tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) S. Aaliouli

QH