ECLI:NL:CRVB:2013:2429

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
12-6287 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en beoordeling van medische geschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 12 april 2011 ziek had gemeld wegens psychische klachten. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. Appellante had geen nieuwe medische gegevens ingebracht in hoger beroep en herhaalde voornamelijk de argumenten die zij in de eerdere procedure had aangevoerd. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts, die de medische situatie van appellante had beoordeeld, voldoende gemotiveerd had uiteengezet waarom appellante geschikt werd geacht voor haar werk als schoonmaakster. De rechtbank had de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts onderschreven, en de Raad voegde hieraan toe dat er geen bewijs was voor de door appellante gestelde aanpassing van haar medicatie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder dat er grond was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/6287 ZW
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
21 november 2012, 11/8802 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S. Salhi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013. Namens appellante is
mr. Salhi verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante was laatstelijk werkzaam als schoonmaakster voor 32 uur per week. Op 12 april 2011 heeft zij zich ziek gemeld wegens psychische klachten. Tijdens haar ziekte is haar dienstverband op 5 juli 2011 geëindigd. Het Uwv heeft appellante een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 5 september 2011 heeft het Uwv bij besluit van dezelfde datum de ZW-uitkering met ingang van 8 september 2011 beëindigd, omdat
appellante op en na deze datum niet meer ongeschikt werd geacht tot het verrichten van haar werk.
1.3. Bij besluit van 13 oktober 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 5 september 2011 ongegrond verklaard. Dit besluit berust op een rapport van 12 oktober 2011 van een bezwaarverzekeringsarts.
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak met name aandacht besteed aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts. Deze heeft dossierstudie verricht en appelante onderzocht. Ook heeft hij kennis genomen van een brief van i-psy van 18 augustus 2011. Appellante heeft in beroep een brief van i-psy van 23 september 2011 overgelegd. Bij brief van 25 april 2012 heeft psycholoog T. Tinat van i-psy de verschillen tussen beide brieven bevestigd en deze verklaard uit de voortgang van het behandelproces. Met zijn rapport van 8 september 2011 heeft de bezwaarverzekeringsarts gereageerd op de brief van Tinat en een nadere toelichting gegeven op zijn eigen bevindingen, op grond waarvan hij heeft geconcludeerd dat appellante geschikt was voor het werk van schoonmaakster. Het gaat hier om werk met een duidelijke en eenvoudige taakinhoud, waarbij zaken als herhaalde terugkerende deadlines, grote taakverantwoordelijkheden of terugkerende conflictsituaties met klanten niet voorkomen. De rechtbank heeft de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts onderschreven en geoordeeld dat deze inzichtelijk en gemotiveerd heeft uiteengezet waarom appelante hersteld is verklaard.
3.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij medische beperkingen ondervindt als gevolg waarvan zij haar werk niet kan verrichten. Appellante heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar de brief van i-psy van 23 september 2011, waarin als diagnoses worden genoemd een ernstige depressie en een PTSS. Dit waren volgens haar de definitieve diagnoses, naar aanleiding waarvan haar medicatie is aangepast. De diagnose genoemd in de brief van i-psy van 18 augustus 2011, matige depressie, had een voorlopig karakter. De bezwaarverzekeringsarts heeft volgens appellante haar werk onderschat.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen zij in beroep naar voren heeft gebracht. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe (medische) gegevens ingebracht. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellante besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen. De Raad voegt daar nog aan toe dat uit de stukken niets blijkt van de door appellante gestelde aanpassing van haar medicatie. Zowel in de brief van i-psy van 18 augustus 2011 als in de brief van i-psy van
23 september 2011 wordt als voorgeschreven medicatie vermeld mirtazapine 15 mg per dag.
4.2.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Er is geen grond voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) Z. Karekezi

QH