ECLI:NL:CRVB:2013:2423

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
12-4731 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging recht op ziekengeld na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich ziek had gemeld vanwege nekpijn en longklachten. Appellant, die werkzaam was als medewerker in de paprikakwekerij, ontving vanaf 8 november 2010 een uitkering op basis van de Ziektewet. Na meerdere medische onderzoeken, waaronder een beoordeling door arts N. Wildenborg, werd geconcludeerd dat appellant per 15 juni 2011 weer geschikt was voor zijn werk. Het Uwv beëindigde daarop het recht op ziekengeld. Appellant ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het besluit van het Uwv.

In hoger beroep voerde appellant aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De arts had appellant meerdere keren onderzocht en beschikte over relevante informatie van de longarts. De bezwaarverzekeringsarts bevestigde dat er geen functionele belemmeringen waren op basis van de longklachten en dat de arm- en handklachten bescheiden van aard waren. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld had beëindigd en dat er geen nieuwe, relevante informatie was die het eerdere standpunt van het Uwv kon ondermijnen.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 13 november 2013.

Uitspraak

12/4731 ZW
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
18 juli 2012, 11/7194 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013. Voor appellant is verschenen mr. Brouwer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.J.G. Lindeman.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, laatstelijk werkzaam als medewerker paprikakwekerij voor 38 uur in de week, heeft zich per 8 november 2010 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld wegens nekpijn en longklachten. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft appellant een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) ontvangen. Appellant heeft meerdere keren een spreekuur bezocht van arts N. Wildenborg, voor het laatst op 8 juni 2011. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat appellant met ingang van 15 juni 2011 geschikt kan worden geacht voor zijn werk als tuinbouwmedewerker. Bij besluit van 8 juni 2011 heeft het Uwv dienovereenkomstig het recht op ziekengeld met ingang van 15 juni 2011 beëindigd.
1.2. Na een herbeoordeling door bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 juni 2011 bij besluit van 17 augustus 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat eerst in beroep bij het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 30 maart 2012 een deugdelijke motivering is gegeven wat betreft de belasting in de functie van tuinbouwmedewerker.
3.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn nek-, hand- en longklachten. In de functie van paprikaplukker is voortdurend hoogrepeterend hand- en vingergebruik vereist, dat appellant met deze klachten niet kan verrichten, waarbij de bezwaarverzekeringsarts, gelet op de door hem aangehaalde NVAB-richtlijn, niet duidelijk heeft vermeld wat onder hoogfrequent moet worden verstaan. Ter onderbouwing van het standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met de longklachten heeft appellant informatie van de behandelend longarts van 12 november 2012 overgelegd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld.
4.2.
Er bestaat geen aanleiding het medisch onderzoek voor onzorgvuldig te houden. Daarbij wordt van belang geacht dat de arts appellant meerdere malen heeft onderzocht, waarbij zij tevens op de hoogte was van de klachten aan de onderarmen waarvoor appellant bij het onderzoek op 8 juni 2011 aan beide onderarmen een spalk droeg. Bij de beoordeling beschikte de arts over de informatie van de longarts van 18 april 2011 waaruit blijkt dat sprake is van recidiverende luchtweginfecties bij een verder normale longfunctie. Tijdens het lichamelijk onderzoek werden door de arts onder meer aan de vingers en de handen geen bewegingsbeperkingen of afwijkingen geconstateerd. Nu verder geen behandeling is ingezet, behoudens het dragen van spalken, heeft de arts geconcludeerd dat appellant wellicht geen zwaar fysiek werk kan doen, maar dat appellant, gelet op het laatst verrichte werk waarin veel beweging voorkomt en waarin niet continue zwaar wordt getild, voor de functie van tuinbouwmedewerker geschikt moet worden geacht.
4.3.
Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts naar aanleiding van het door appellant ingediende bezwaarschrift dossieronderzoek verricht en appellant op het spreekuur van
26 juli 2011 onderzocht. Bij de beoordeling heeft de bezwaarverzekeringsarts ook de na het spreekuur verkregen informatie van de neuroloog van 5 augustus 2011 in betrokken, waaruit blijkt dat de neuroloog heeft geconcludeerd dat het geconstateerde beeld kan passen bij een carpaletunnelsyndroom (CTS) beiderzijds, waarvoor nachtspalken zijn gegeven. Na onderzoek heeft de bezwaarverzekeringsarts in het rapport van 15 augustus 2011 te kennen gegeven dat op grond van de longklachten geen functionele belemmeringen kunnen worden waargenomen, hetgeen ook geldt voor de arm- handklachten. De CTS-klachten zijn, gelet op de uitkomst van het onderzoek aan de handen en de armen waarbij geen functionele belemmeringen werden waargenomen, bescheiden van aard. In het licht van de lichte en grove handelingen bij de paprikateelt is appellant, volgens de bezwaarverzekeringsarts dan ook voor deze functie geschikt te achten.
4.4.
In het rapport van 16 april 2012 heeft de bezwaarverzekeringsarts nader gemotiveerd dat de aanvullende informatie van de longarts van 22 januari 2012 geen aanleiding geeft het eerdere standpunt, dat appellant geschikt is te achten voor zijn laatst verrichte werk van tuinbouwmedewerker, te verlaten. Deze informatie laat volgens de bezwaarverzekeringsarts geen nieuwe belastende bevindingen zien. Zo is er onder meer geen sprake van COPD en is appellant bij de geplande bronchoscopie op 28 oktober 2011 niet verschenen. Betreffende de handbelasting is, gelet op het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 30 maart 2012, volgens de bezwaarverzekeringsarts weliswaar sprake van een geregelde handbelasting, echter deze is niet hoogfrequent en er is ook geen sprake van hoogenergetische trilbelasting of een ongunstige werkhouding.
4.5.
In hetgeen in hoger beroep is aangevoerd worden onvoldoende aanknopingspunten gevonden om het inzichtelijk gemotiveerde standpunt van het Uwv voor onjuist te houden. Daarbij wordt van belang geacht dat de informatie van de longarts van 12 november 2012 geen nog niet eerder bekende informatie bevat. Bij de longfunctietest werden geen aanwijzingen gevonden voor onder meer een astma, terwijl ook de laatste astmaprovocatietest verricht in oktober 2011 normaal was. De longarts heeft geconcludeerd dat de klachten het best passen bij astma bronchiale, echter deze diagnose is bij uitvoerig onderzoek nooit geobjectiveerd. Betreffende de CTS-klachten wordt allereerst opgemerkt dat de door de bezwaarverzekeringsarts besproken NVAB-richtlijn is bedoeld ter ondersteuning van bedrijfsartsen bij het vertalen van risicofactoren naar een preventief beleid en in dat licht kan worden aangemerkt als een hulpmiddel voor de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts. Primair moet worden uitgegaan van de door appellant in dit geval naar voren gebrachte klachten en ervaren belemmeringen. Hierbij is het de specifieke deskundigheid van de (bezwaar)verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten de beperkingen van appellant vast te stellen. Uit het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van
30 maart 2012 blijkt ten slotte dat in de functie van tuinbouwmedewerker nauwelijks sprake is van belastend werk met de handen. Weliswaar is men voortdurend met de vingers in beweging, echter daarbij is geen krachtsinspanning nodig. Dat enige kracht wordt gebruikt bij het doorsnijden van de steel leidt niet tot een zware belasting van handen en vingers. Gelet op het gegeven dat sprake is van een normaal werktempo en de kwekerij een te hoog tempo niet toestaat omdat daardoor de kwaliteit van het werk zal afnemen, kan niet anders dan geoordeeld worden dat van een (te) hoge frequentie of hoog kortcyclisch repeterend werk geen sprake is.
5.
Hetgeen onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen leidt tot de slotsom dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld van appellant met ingang van 15 juni 2011 heeft beëindigd. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) Z. Karekezi

TM