ECLI:NL:CRVB:2013:2418

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
12-4484 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en de medische beoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van betrokkene, die zich op 2 december 2009 ziek had gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 27 juni 2011, wat betrokkene betwistte. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat betrokkene op de datum in geding in staat was zijn maatgevende arbeid te verrichten. In hoger beroep handhaafde betrokkene zijn standpunt dat het medische onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat zijn belastbaarheid was overschat. Hij verwees naar nieuwe medische gegevens die na de datum in geding waren verzameld, waaronder informatie over een stembandtumor en obstructief slaapapneusyndroom. De Raad oordeelde echter dat deze nieuwe gegevens geen aanleiding gaven om de eerdere beslissing van het Uwv te herzien. De Raad bevestigde dat de medische beoordeling door het Uwv niet onzorgvuldig of onvolledig was geweest en dat de nieuwe informatie niet relevant was voor de beoordeling op de datum in geding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/4484 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 18 juli 2012, 11/1050 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [Betrokkene], laatstelijk gewoond hebbend te[woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
[Betrokkene] (betrokkene) heeft hoger beroep ingesteld. Mr. I. Mercanoglu, advocaat, heeft de beroepsgronden aangevuld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013. Mr. Mercanoglu is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Ruis.
Ter zitting is gebleken dat betrokkene is overleden. Mr. Mercanoglu heeft de Raad desgevraagd bericht dat appellanten de procedure willen voortzetten en dat hij namens hen optreedt.

OVERWEGINGEN

1.1. Betrokkene heeft laatstelijk gewerkt als productiemedewerker/montagemedewerker bij [naam werkgever]. Op 2 december 2009 heeft hij zich vanuit een situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving ziek gemeld wegens klachten aan de luchtwegen. Betrokkene is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2. Bij besluit van 23 juni 2011 heeft het Uwv de ZW-uitkering beëindigd per 27 juni 2011. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van 15 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op een zorgvuldige wijze is voorbereid en het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat betrokkene op de datum in geding in staat was tot het verrichten van de maatgevende arbeid bij [naam werkgever]. Betrokkene is meerdere malen gezien dan wel gesproken door de verzekeringsarts van het Uwv en deze heeft informatie opgevraagd bij de huisarts en de longarts. De bezwaarverzekeringsarts van het Uwv heeft betrokkene gezien en gesproken tijdens het spreekuur. Naar aanleiding van de informatie van de huisarts zijn een aantal beperkingen vastgesteld en heeft een bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv onderzoek gedaan naar de psychische belastbaarheid van de maatgevende arbeid. De brief van psycholoog H. Atalay van 5 oktober 2011 geeft onvoldoende reden om betrokkene verdergaand beperkt te achten op psychisch vlak. Uit de informatie van cardioloog
R. de Nooijer van 29 mei 2012 blijkt weliswaar dat sprake is van een toename van de hartklepstenose, maar bij de onderhavige beoordeling gaat het om de gezondheidstoestand van betrokkene op of omstreeks 27 juni 2011.
3.
In hoger beroep heeft betrokkene zijn standpunt gehandhaafd dat het medische onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is geweest en dat het Uwv zijn belastbaarheid heeft overschat. Hij verwijst naar de in beroep voorhanden zijnde medische gegevens en door hem in hoger beroep overgelegde brieven van longarts J.M.A. Daniels van 25 oktober 2011 en 31 mei 2013, van neuroloog L.J.A. Reichman van 26 november 2012, van kno-arts R. van Blommenstein van 6 december 2012 en van kno-arts R.N.P.M. Rinkel van 18 januari 2013, een ontheffing van arbeidsverplichtingen van de gemeente Almelo en een spreekuuroverzicht van zijn huisarts over de periode van 1 februari 2013 tot en met 5 juni 2013. Uit deze informatie blijkt dat er sprake is van een obstructief slaapapneusyndroom, er op 6 december 2012 een stembandtumor is vastgesteld en dat er een recidief is ontstaan van een plaveiselcarcinoom.
4.
Het Uwv verwijst ten aanzien van de eerder ingediende medische gegevens naar de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van 11 augustus 2011 en 21 november 2011 en ten aanzien van de in hoger beroep overgelegde stukken naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 20 september 2013.
5.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.
5.3.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil de vraag of het Uwv de ZW-uitkering per
27 juni 2011 terecht heeft beëindigd op de grond dat betrokkene op die datum geschikt was zijn eigen arbeid te verrichten.
5.4.
In hoger beroep heeft betrokkene de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. Deze hebben de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De in hoger beroep overgelegde stukken hebben geen betrekking op de datum in geding en geven geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat de medische beoordeling door het Uwv onzorgvuldig of onvolledig is geweest.
5.5.
Uit de brieven van de longarts van 24 mei 2011 en van 25 oktober 2011 blijkt dat betrokkene naast het longcarcinoom bekend was met astma en allergische rhinitis, dat een longfunctieonderzoek was verricht en dat dit onderzoek heeft aangetoond dat de longfunctie normaal was. Zowel voor het longcarcinoom als de astma gold destijds een goede prognose en deze aandoeningen zouden niet moeten leiden tot significante beperkingen in het dagelijkse leven, maar het was niet uit te sluiten dat zijn overige aandoeningen een effect zouden hebben op zijn dagelijks functioneren. Het Uwv heeft gemotiveerd dat er op de datum in geding op pulmonaal gebied geen argumenten waren om af te zien van arbeid, dat de psychische beperkingen niet beletten de maatgevende arbeid te verrichten en dat dit in combinatie met een stabiele niet-ernstige hartaandoening, betrokkene geschikt maakte voor lichte fysieke arbeid zoals zijn maatgevende functie.
5.6.
Uit de nieuwe medische informatie blijkt dat sprake is geweest van een toename van de hartklepstenose, er een stembandtumor en een slaapapneu zijn vastgesteld, dat er opnieuw sprake is geweest van een longcarcinoom en dat behandeling als gevolg van de combinatie van deze klachten en de gezondheidstoestand van betrokkene gecompliceerd was. De bezwaarverzekeringsarts van het Uwv heeft bij rapport van 20 september 2013 gemotiveerd dat de nieuwe gegevens geen aanleiding geven om betrokkene alsnog per de datum in geding een ZW-uitkering toe te kennen. De slaapproblemen zijn door de verzekeringsarts meegenomen bij de beoordeling en de overige aandoeningen zijn na de datum in geding in ernst toegenomen dan wel ontstaan.
5.7.
Ook de ontheffing van arbeidsverplichtingen van de gemeente Almelo geeft geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat de medische beoordeling door het Uwv onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Dit betreft een ander beoordelingskader.
5.8.
Het hoger beroep treft geen doel. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) Z. Karekezi

QH