ECLI:NL:CRVB:2013:2410

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
11-6960 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van financiële ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. De appellant had een aanvraag ingediend voor financiële ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) om een huurschuld te betalen. Het college van burgemeester en wethouders van Halderberge heeft deze aanvraag op 26 juli 2010 afgewezen, met als argument dat de betaling van huurschuld niet onder de compensatieplicht van artikel 4 van de Wmo valt. Daarnaast werd gesteld dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet werk en bijstand de verlening van bijzondere bijstand voor gemaakte schulden in de weg staat.

Na de afwijzing heeft de appellant bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 30 november 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 oktober 2011 het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het beroep voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep heeft de appellant dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure.

De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden die in beroep zijn aangevoerd en in hoger beroep zijn herhaald, als afdoende besproken en gemotiveerd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 november 2013.

Uitspraak

11/6960 WMO
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 oktober 2011, 10/5586 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Halderberge (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013. Appellant is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. C.A. den Ottelander.

OVERWEGINGEN

1.1. Op 3 juni 2010 heeft appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag ingediend om een financiële ondersteuning ten behoeve van de betaling van een huurschuld.
1.2. Bij besluit van 26 juli 2010 heeft het college de aanvraag afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de betaling van huurschuld niet valt onder de compensatieplicht van artikel 4 van de Wmo. Voorts staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet werk en bijstand in de weg aan de verlening van bijzondere bijstand voor gemaakte schulden.
1.3. Bij besluit van 30 november 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 26 juli 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het beroep voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
3.
Appellant heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die hij ook reeds in beroep heeft aangevoerd.
4.1.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden die in beroep zijn aangevoerd en in hoger beroep zijn herhaald afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad kan zich geheel in de beoordeling van de gronden door de rechtbank vinden.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) M.P. Ketting
IvR