ECLI:NL:CRVB:2013:2401

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
12-4077 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na ziekte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die voorheen werkzaam was als tuinbouwmedewerkster en zich op 25 augustus 2011 ziek meldde met rugklachten. Appellante ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Na een onderzoek op 2 november 2011 concludeerde een verzekeringsarts van het Uwv dat appellante met ingang van 7 november 2011 weer in staat was haar eigen werk te verrichten. Het Uwv legde deze conclusie vast in een besluit van 2 november 2011. Appellante ging tegen dit besluit in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 13 januari 2012. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante hoger beroep instelde.

Appellante betoogde dat het Uwv haar psychische klachten had miskend en onterecht had geconcludeerd dat zij in staat was haar eigen werk te verrichten. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de rechtbank de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen correct had gevolgd en dat er geen nieuwe medische informatie was die de conclusie van het Uwv zou ondermijnen. De informatie van de psychiater van appellante, die pas na de datum in geding was verkregen, bood geen basis voor een ander oordeel. Ook de informatie over de zwangerschap en bevalling van appellante werd niet als medische onderbouwing geaccepteerd.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 november 2013.

Uitspraak

12/4077 ZW
Datum uitspraak: 13 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
13 juni 2012, 12/1408 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Küçükünal. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante, voorheen werkzaam als tuinbouwmedewerkster, heeft zich op
25 augustus 2011 ziek gemeld met rugklachten. Aan appellante is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij onderzoek van appellante op 2 november 2011, waarbij ook psychosociale en handklachten door appellante ter sprake zijn gebracht, heeft een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts geen objectieve beperkingen kunnen vaststellen. De conclusie was dat appellante met ingang van 7 november 2011 weer in staat was haar eigen werk gedurende 40 uur per week te verrichten. Het Uwv heeft dat in een besluit van
2 november 2011 neergelegd.
1.2. Bij besluit van 13 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 2 november 2011 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport ten grondslag van een voor het Uwv werkzame bezwaarverzekeringsarts van 12 januari 2012.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank volgt het Uwv in het oordeel dat appellante in staat is de eigen arbeid te verrichten.
3.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Appellante is van mening dat de ernst en omvang van haar psychische klachten door het Uwv zijn miskend en onterecht terzijde zijn geschoven omdat deze klachten bij aanvang van haar werkzaamheden al aanwezig waren.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Voor het wettelijk kader wordt volstaan met te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
In hetgeen door appellante is aangevoerd is geen aanleiding gelegen anders te oordelen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft gedaan. De rechtbank is ingegaan op de verrichtingen en bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen en is op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat appellante met ingang van 7 november 2011 in staat is om haar arbeid te verrichten. De door appellante toegezonden informatie van psychiater N. Kmetic, gedateerd 8 maart 2013 en 12 september 2013 geeft geen aanleiding om het standpunt van het Uwv voor onjuist te houden. Uit deze informatie komt naar voren dat appellante bij de psychiater onder behandeling is sinds januari 2013, ruim na de datum hier in geding. Verder komt uit deze twee nagenoeg identieke verslagen geen informatie naar voren op basis waarvan de conclusie zou moeten worden getrokken dat de psychische klachten van appellante ernstiger zijn dan door het Uwv is vastgesteld.
4.3.
De bij brief van 5 september 2012 toegezonden informatie over appellante van Medisch Centrum Haaglanden heeft betrekking op de zwangerschap en bevalling van haar zoon op
26 juli 2012. Aan de stelling van appellante dat deze informatie een verklaring voor haar rugklachten geeft, ontbreekt een medische onderbouwing. De weergave van het dagverhaal van appellante, waarmee getracht is een onderbouwing van de medische klachten te objectiveren zoals haar gemachtigde ter zitting heeft gesteld, geldt niet als medische onderbouwing en wijzigt het medische standpunt niet.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) S. Aaliouli
JvC