ECLI:NL:CRVB:2013:2401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na ziekte
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die voorheen werkzaam was als tuinbouwmedewerkster en zich op 25 augustus 2011 ziek meldde met rugklachten. Appellante ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Na een onderzoek op 2 november 2011 concludeerde een verzekeringsarts van het Uwv dat appellante met ingang van 7 november 2011 weer in staat was haar eigen werk te verrichten. Het Uwv legde deze conclusie vast in een besluit van 2 november 2011. Appellante ging tegen dit besluit in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 13 januari 2012. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante hoger beroep instelde.
Appellante betoogde dat het Uwv haar psychische klachten had miskend en onterecht had geconcludeerd dat zij in staat was haar eigen werk te verrichten. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de rechtbank de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen correct had gevolgd en dat er geen nieuwe medische informatie was die de conclusie van het Uwv zou ondermijnen. De informatie van de psychiater van appellante, die pas na de datum in geding was verkregen, bood geen basis voor een ander oordeel. Ook de informatie over de zwangerschap en bevalling van appellante werd niet als medische onderbouwing geaccepteerd.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 november 2013.