ECLI:NL:CRVB:2013:2397

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
11-2837 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen bijdrage voor zorg met verblijf en peiljaarverlegging in de AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de eigen bijdrage voor zorg met verblijf voor het jaar 2009, waarbij de appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Bentem, in beroep ging tegen de vastgestelde eigen bijdrage door het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK). De appellant betoogde dat bij de vaststelling van de eigen bijdrage het verzamelinkomen van 2007 als uitgangspunt had moeten dienen, minus de waarde van een nabetaling van de Wajong-uitkering over de jaren 2005 en 2006.

De Raad heeft vastgesteld dat de eigen bijdrage van de appellant voor het jaar 2009 met toepassing van peiljaarverlegging is vastgesteld op € 356,62 per maand, conform de regels van het Bijdragebesluit zorg en de Bijdrageregeling zorg AWBZ. De appellant stelde dat zijn situatie bijzonder was, omdat zijn inkomen hoger uitviel door een fout van een ander overheidsorgaan, maar de Raad oordeelde dat de regeling voor de heffing van eigen bijdragen imperatief en limitatief is. Er zijn geen mogelijkheden om de eigen bijdrage in een concreet geval te matigen, behoudens de peiljaarverlegging.

De Raad concludeerde dat er geen zeer bijzondere situatie was die een verdere matiging rechtvaardigde en dat de strikte toepassing van de regelgeving niet in strijd was met algemene rechtsbeginselen. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier.

Uitspraak

11/2837 AWBZ
Datum uitspraak: 23 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 30 maart 2011, 10/438 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Bentem, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant en CAK hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bentem. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door
W. de Kwant LLB.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 23 maart 2010 (bestreden besluit) heeft CAK de besluiten omtrent vastgestelde eigen bijdrage en peiljaarverlegging gehandhaafd.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant stelt zich op het standpunt dat bij de vaststelling van de eigen bijdrage voor zorg met verblijf voor het jaar 2009 het verzamelinkomen van 2007 tot uitgangspunt had moeten worden genomen, minus de waarde van de in 2007 gedane nabetaling van de Wajong-uitkering over de jaren 2005 en 2006.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil de vraag of CAK terecht de eigen bijdrage voor zorg met verblijf voor het jaar 2009 met toepassing van peiljaarverlegging heeft vastgesteld op
€ 356,62 per maand.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de eigen bijdrage van appellant voor het jaar 2009 met toepassing van de peiljaarverlegging is vastgesteld overeenkomstig de in het Bijdragebesluit zorg en de Bijdrageregeling zorg AWBZ neergelegde regels. Appellant is echter van opvatting dat zijn situatie zodanig bijzonder is dat in afwijking van vorenbedoelde regels de eigen bijdrage op een lager bedrag dient te worden vastgesteld. Hij heeft erop gewezen dat zijn inkomen hoger uitvalt als gevolg van een fout van een ander overheidsorgaan. Een fout die na tussenkomst van de rechter wel is hersteld door middel van een nabetaling, maar die nu toch weer nadelig uitpakt. Indien die fout niet was gemaakt, dan was het nu aan de orde zijnde probleem nimmer ontstaan.
4.3.
Het standpunt van appellant treft geen doel. De regeling voor de heffing van eigen bijdragen is imperatief en limitatief. De regeling biedt - behoudens de hier toegepaste peiljaarverlegging - geen mogelijkheden de eigen bijdrage in een concreet geval te matigen. De wetgever heeft mede in verband met de uitvoerbaarheid voor deze wijze van vaststelling van de eigen bijdrage gekozen. De wetgever heeft geen aanleiding gezien om naast de mogelijkheid van peiljaarverlegging andere mogelijkheden voor matiging te bieden.
4.4.
Het door appellant ter zitting ingenomen standpunt dat zijn situatie zodanig bijzonder is dat in afwijking van de in overweging 4.2 genoemde regelingen de eigen bijdrage moet worden vastgesteld op een wijze als bedoeld in overweging 3 treft geen doel. Van de door de wetgever geboden mogelijkheid van peiljaarverlegging is gebruik gemaakt. Van een zeer bijzondere situatie die noopt tot een verdergaande matiging dan in de wet voorzien, is geen sprake. Niet gebleken is dat strikte toepassing van de dwingendrechtelijke regelgeving zozeer in strijd is met algemene rechtsbeginselen dat op die grond toepassing van die regelgeving geen rechtsplicht kan opleveren.
4.5.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.
Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) G.J. van Gendt
GdJ