ECLI:NL:CRVB:2013:2396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een gesloten buitenwagen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft appellante, een vrouw met medische klachten, verzocht om een gesloten buitenwagen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij van mening was dat een scootmobiel en een pas voor collectief vervoer, de Rijnstreekhopper, de goedkoopste en adequate voorzieningen waren om in de vervoersbehoefte van appellante te voorzien. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft de uitspraak van het college bevestigd, waarbij zij oordeelde dat niet was aangetoond dat het gebruik van een gesloten vervoermiddel noodzakelijk was gezien de medische situatie van appellante. De rechtbank verwees naar de medische informatie die aangaf dat appellante in staat was zich te kleden tegen kou en zonlicht, en dat zij afhankelijk van het weer kon kiezen tussen scootmobiel en collectief vervoer. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door haar klachten geen gebruik kan maken van de scootmobiel en dat het collectief vervoer niet adequaat functioneert.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellante in staat was om gebruik te maken van de scootmobiel en het collectief vervoer. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische informatie was ingediend die tot een ander oordeel leidde. Ook de argumenten van appellante over de vervoersbehoefte en het persoonsgebonden budget werden niet gehonoreerd, omdat deze pas ter zitting naar voren waren gebracht en niet in het geschil konden worden betrokken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.