ECLI:NL:CRVB:2013:2374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op de bevindingen dat de appellant een gezamenlijke huishouding voerde met H, waardoor hij niet als zelfstandig subject van bijstand kon worden aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn hoofdverblijf had in de woning van H en dat er voldoende aanwijzingen waren voor wederzijdse zorg tussen hen. De appellant had verklaard dat hij regelmatig op het adres van H verbleef en dat hij zorg droeg voor haar, terwijl H op haar beurt onderdak en financiële ondersteuning bood aan de appellant. De Raad concludeerde dat de onderzoeksbevindingen van het college een toereikende feitelijke grondslag boden voor de afwijzing van de bijstandsaanvraag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard.