ECLI:NL:CRVB:2013:2367
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die als medewerker vliegtuigschoonmaak werkte, viel op 23 december 2008 uit met rug- en buikklachten. Het Uwv had hem per 25 december 2010 in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-80%. Appellant was het niet eens met dit besluit en stelde dat er meer beperkingen aangenomen hadden moeten worden.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. Appellant had in hoger beroep aanvullende medische informatie ingediend, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze informatie geen aanleiding gaf om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies passend waren en dat de beperkingen correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Raad concludeerde dat er geen reden was om de aangevallen uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De argumenten van appellant over de geschiktheid van de functies werden niet overtuigend bevonden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees een proceskostenveroordeling af.