ECLI:NL:CRVB:2013:2364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellant, geboren in 1982, had op 27 november 2008 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 16 juni 2009 besloten dat appellant geen recht had op een uitkering, omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Appellant diende vervolgens bezwaar in, maar dit werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde dit besluit in haar uitspraak van 15 maart 2011, waartegen appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat het Uwv het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, ondanks de door appellant aangevoerde medische gronden. Het neuropsychologisch onderzoek van 24 februari 2010 toonde geen ernstige psychiatrische toestandsbeelden aan die appellant zouden hebben verhinderd om tijdig bezwaar te maken. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die het Uwv hadden moeten doen terugkomen op het eerdere besluit.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor appellanten om tijdig bezwaar te maken en dat medische omstandigheden niet altijd leiden tot verschoonbaarheid van termijnoverschrijding. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank zonder proceskostenveroordeling.