ECLI:NL:CRVB:2013:2355
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na afwijzing Bbz-uitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor verlenging van haar Bbz-uitkering, welke aanvraag op 11 februari 2010 door het college van burgemeester en wethouders van Opsterland was afgewezen. Verzoekster heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor het besluit in rechte onaantastbaar is geworden. Verzoekster stelde dat het besluit onrechtmatig was en vroeg om schadevergoeding. Het college heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat het besluit van 11 februari 2010 als rechtmatig werd beschouwd.
De voorzieningenrechter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was voor de beoordeling van de hoofdzaak en dat er geen beletselen waren om onmiddellijk uitspraak te doen. De voorzieningenrechter volgde verzoekster niet in haar standpunt dat het besluit van 12 oktober 2011 een erkenning van de onrechtmatigheid van het eerdere besluit inhield. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college het verzoek om schadevergoeding terecht had afgewezen, omdat verzoekster geen rechtsmiddelen had aangewend tegen de eerdere besluiten. De voorzieningenrechter bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.