ECLI:NL:CRVB:2013:2331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
12-917 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging loongerelateerde WGA-uitkering en recht op een WGA-vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, was het niet eens met het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn uitkering per 8 maart 2011 te beëindigen en hem een WGA-vervolguitkering toe te kennen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. De appellant stelde dat de medische keuring niet op de juiste wijze was verlopen en verzocht de Raad om een onafhankelijke deskundige te benoemen.

De Raad heeft het procesverloop in deze zaak uiteengezet, waarbij de appellant in persoon verscheen en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A. Ruis. De Raad heeft de argumenten van de appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch onderzoek dat door de bezwaarverzekeringsarts was uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had de appellant onderzocht en informatie opgevraagd bij diens huisarts. De Raad vond dat de appellant onvoldoende medische gegevens had ingediend om zijn stellingen te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat de argumenten van de appellant niet overtuigend genoeg waren om het besluit van het Uwv te weerleggen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van griffier J.C. Hoogendoorn, en werd openbaar uitgesproken op 6 november 2013.

Uitspraak

12/917 WIA
Datum uitspraak: 6 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
30 januari 2012, 11/1735 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2013. Appellant is in persoon verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Ruis.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 7 maart 2011 heeft het Uwv aan appellant medegedeeld dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 8 maart 2011 eindigt en hij met ingang van die datum recht heeft op een WGA-vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%.
2.
Bij besluit van 29 juli 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van
7 maart 2011 ongegrond verklaard.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank - samengevat - overwogen dat de beschikbare gedingstukken geen aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts over de belastbaarheid van appellant per
8 maart 2011. Appellant heeft zijn stellingen onvoldoende aannemelijk gemaakt en ook geen medische gegevens in het geding gebracht. De bezwaararbeidsdeskundige heeft afdoende gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag liggende functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijden.
4.
In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de medische keuring niet op juiste wijze is verlopen en heeft de Raad verzocht een onafhankelijke deskundige te benoemen.
5.1.
De Raad overweegt als volgt.
5.2.
Hetgeen appellant heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot het oordeel dat het medisch onderzoek onjuist of onzorgvuldig is geweest. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellant aansluitend aan de hoorzitting onderzocht. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat dat onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Daarnaast heeft de bezwaarverzekeringsarts informatie bij de huisarts van appellant opgevraagd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank hieromtrent. Voor zover appellant heeft bedoeld aan te geven dat hij meer beperkingen heeft dan is vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), stelt de Raad vast dat appellant noch in beroep, noch in hoger beroep, medische stukken heeft ingediend waar dit uit blijkt. De Raad ziet geen aanleiding om het verzoek een onafhankelijke deskundige te benoemen in te willigen. Er is daarvoor onvoldoende twijfel aan de juistheid van de FML.
6.
Uit hetgeen in 5.2 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van
J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
6 november 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) J.C. Hoogendoorn
IvR