ECLI:NL:CRVB:2013:2327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-uitkering en de arbeidsongeschiktheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante, werkzaam als helpende in de gezondheidszorg, was sinds 10 februari 2009 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar per 8 februari 2011 in aanmerking gebracht voor een WGA-uitkering, met een arbeidsongeschiktheid van 35-80%. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch oordeel van de verzekeringsartsen heeft onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij na twee jaar ziekte niet direct 20 uur per week kan werken en dat de verzekeringsarts zich op verkeerde feiten heeft gebaseerd. De Raad heeft deze argumenten echter niet gevolgd.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het oordeel van de rechtbank te herzien. De verzekeringsartsen hadden voldoende medische gegevens en eigen onderzoek gebruikt om tot hun conclusie te komen. De Raad concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren en dat appellante in staat was om 20 uur per week te werken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.