Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die als medewerker in een tomatenkwekerij werkte. Appellant was op 22 juli 2011 uitgevallen met diverse klachten, waaronder maag-, oor- en nekklachten, en astma. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 25 augustus 2011 werd appellant geschikt geacht voor arbeid, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om het recht op ziekengeld per 26 augustus 2011 te beëindigen. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak op 7 juni 2012 het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de conclusie van de artsen kon worden gedragen. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij zijn standpunt herhaalde dat hij door zijn klachten niet in staat was om te werken. Hij voerde aan dat het Uwv geen rekening had gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde stukken geen nieuwe aanknopingspunten boden voor een ander oordeel over de gezondheidssituatie van appellant. De Raad benadrukte dat het recht op ziekengeld afhankelijk is van de objectief vast te stellen ongeschiktheid tot werken als gevolg van ziekte. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak diende te worden bevestigd. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.