Uitspraak
mr. M.J. van Steenwijk.
OVERWEGINGEN
25 maart 2013 gehandhaafd waarbij verzoeker met ingang van 26 februari 2013 blijvend geheel een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) is geweigerd omdat hij verwijtbaar werkloos is geworden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Verzoeker had een WW-uitkering aangevraagd, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. Verzoeker stelde dat hij in een problematische financiële situatie verkeerde en vroeg om een voorschot op zijn WW-uitkering. Tijdens de zitting op 18 oktober 2013 werd duidelijk dat verzoeker geen bewijs had geleverd voor zijn financiële problemen, zoals de omvang van zijn schulden. Hoewel hij aangaf dat hij een huurachterstand had en dat er een dreiging van ontruiming van zijn woning was, kon hij niet aantonen dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat zijn situatie zo urgent was dat de hoofdzaak niet kon worden afgewacht. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.