ECLI:NL:CRVB:2013:2252
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en langdurigheidstoeslag wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand en langdurigheidstoeslag van appellant, die sinds 1 oktober 2001 een bijstandsuitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat appellant mogelijk niet op het opgegeven adres woonde, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2010 niet op het opgegeven adres woonachtig was. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college van burgemeester en wethouders van Groningen besloten om de bijstand en langdurigheidstoeslag in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 29.576,02.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Groningen heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar het college heeft vervolgens een nieuw besluit genomen waarin de bijstand opnieuw werd ingetrokken, ditmaal met een terugvordering van € 26.750,05. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij hij stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intrekking van de bijstandsuitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. De Raad benadrukt dat de belanghebbende verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, en dat het niet voldoen aan deze inlichtingenverplichting kan leiden tot intrekking van de bijstand. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.