ECLI:NL:CRVB:2013:2251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
30 oktober 2013
Zaaknummer
11-6779 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de indicatie voor zorgfuncties persoonlijke verzorging en begeleiding door CIZ

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 2 november 2011 het beroep tegen het besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ongegrond verklaarde. Appellante had op 25 april 2010 een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. CIZ verleende bij besluit van 2 juli 2010 een indicatie voor de zorgfunctie verpleging in klasse 0, maar wees de aanvraag voor persoonlijke verzorging en begeleiding af. Appellante stelde dat CIZ ten onrechte geen indicatie had gegeven voor deze zorgfuncties en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de besluitvorming van CIZ niet onzorgvuldig of onjuist was.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeert dat de medische adviezen waarop CIZ zijn besluit heeft gebaseerd, zorgvuldig zijn en dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere besluiten zou kunnen ondermijnen. De Raad is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen indicatie is voor de zorgfuncties persoonlijke verzorging en begeleiding. De brief van de huisarts van 11 januari 2012, waarin wordt gesteld dat appellante afhankelijk is van haar zoon en schoondochter, bevat geen nieuwe informatie die niet al eerder in de besluitvorming is betrokken.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013.

Uitspraak

11/6779 AWBZ
Datum uitspraak: 23 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
2 november 2011, 10/6518 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Spek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
CIZ heeft aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2013. Voor appellante is
mr. Spek verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 25 april 2010 bij CIZ een aanvraag om een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ingediend.
1.2.
CIZ heeft bij besluit van 2 juli 2010 een indicatie gegeven voor de zorgfunctie verpleging in klasse 0 (0 tot 0,9 uur per week) in de periode van 8 juni 2010 tot en met 7 juni 2015 voor het vullen van insulinespuiten.
1.3.
Bij besluit van 30 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar tegen het besluit van 2 juli 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de besluitvorming van CIZ, gelet op de daaraan ten grondslag gelegde medische adviezen, onzorgvuldig of onjuist is geweest. Ten aanzien van de door appellante gestelde cognitieve beperkingen heeft de rechtbank overwogen dat de medisch adviseur van CIZ heeft geconcludeerd dat uit de medische gegevens niet blijkt van niet leeftijdconforme cognitieve achteruitgang. Hierbij is de medisch adviseur naar het oordeel van de rechtbank terecht uitgegaan van de officiële geboortedatum van 1 juli 1944, nu appellante haar claim ouder te zijn niet heeft onderbouwd. Appellante heeft ook geen gegevens van bijvoorbeeld een geriater aangedragen waaruit blijkt dat zij dementeert. De rechtbank heeft verder het betoog van appellante dat zij niet in staat is basale zelfverzorging te verrichten verworpen en daarbij onder meer gewezen op de conclusie van de medisch adviseur van CIZ dat uit de beschikbare medische gegevens geen gegevens naar voren komen waaruit blijkt dat appellante de basale zelfverzorging niet zou kunnen doen. De rechtbank heeft tenslotte overwogen dat het beroep van appellante op de verwijsbrief van haar huisarts S.P. Tieleman van 16 april 2010 niet tot een ander oordeel leidt.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellante stelt zich op het standpunt dat CIZ ten onrechte geen indicatie heeft gegeven voor de zorgfuncties persoonlijke verzorging en begeleiding. De rechtbank is er volgens appellante ten onrechte aan voorbij gegaan dat uit de stukken van de huisarts blijkt dat zij niet tot basale zelfverzorging in staat is. Bovendien had het volgens appellante voor de hand gelegen dat CIZ bij twijfel over de beperkingen van appellante een geriater had ingeschakeld. Appellante meent verder dat zij ouder is dan haar gehanteerde geboortedatum uitwijst. Zij heeft voorts een brief van 11 januari 2012 van haar huisarts ingediend waarin deze onder meer stelt dat appellante voor haar verzorging totaal afhankelijk van haar zoon en haar schoondochter is.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Evenals de rechtbank ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat de besluitvorming van CIZ, gelet op de daaraan ten grondslag gelegde medische adviezen, onzorgvuldig of onjuist is geweest. De Raad kan zich geheel verenigen met de overwegingen van de rechtbank die tot dat oordeel hebben geleid. De brief van de huisarts van 11 januari 2012 leidt niet tot een ander oordeel, aangezien deze brief geen medische informatie bevat die niet al eerder bekend was en in de beschouwing is betrokken. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak inhoudende dat CIZ terecht geen indicatie heeft gegeven voor de zorgfuncties persoonlijke verzorging en begeleiding juist is.
4.2.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.3.
Voor een veroordeling tot het vergoeden van schade bestaat, gelet op wat onder 4.2 is overwogen, geen aanleiding.
5.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om een veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) G.J. van Gendt

QH