ECLI:NL:CRVB:2013:2251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor zorgfuncties persoonlijke verzorging en begeleiding door CIZ
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 2 november 2011 het beroep tegen het besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ongegrond verklaarde. Appellante had op 25 april 2010 een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. CIZ verleende bij besluit van 2 juli 2010 een indicatie voor de zorgfunctie verpleging in klasse 0, maar wees de aanvraag voor persoonlijke verzorging en begeleiding af. Appellante stelde dat CIZ ten onrechte geen indicatie had gegeven voor deze zorgfuncties en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de besluitvorming van CIZ niet onzorgvuldig of onjuist was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeert dat de medische adviezen waarop CIZ zijn besluit heeft gebaseerd, zorgvuldig zijn en dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere besluiten zou kunnen ondermijnen. De Raad is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen indicatie is voor de zorgfuncties persoonlijke verzorging en begeleiding. De brief van de huisarts van 11 januari 2012, waarin wordt gesteld dat appellante afhankelijk is van haar zoon en schoondochter, bevat geen nieuwe informatie die niet al eerder in de besluitvorming is betrokken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013.