ECLI:NL:CRVB:2013:2244

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
11-4823 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsverlening en procesbelang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 juni 2011, waarin het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant ontving sinds 1 december 2000 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar na een onderzoek door het bureau handhaving van de gemeente Nijmegen werd vastgesteld dat hij in een jaar tijd meer dan € 7.000,- had gespaard. Dit leidde tot de intrekking van zijn toeslag per 1 november 2010. Bij besluit van 28 februari 2011 werd het bezwaar tegen deze intrekking gegrond verklaard en kreeg appellant de maximale toeslag toegekend. Echter, het verzoek om schadevergoeding voor een onrechtmatig huisbezoek werd separaat behandeld.

De rechtbank oordeelde dat appellant geen procesbelang had bij het beroep tegen bestreden besluit 1, omdat hij met dit beroep niet meer kon bereiken dan wat hem al was toegekend. Ook het beroep tegen bestreden besluit 2, waarin het college het bezwaar tegen de schadevergoeding ongegrond verklaarde, werd afgewezen. De rechtbank vond dat appellant niet had aangetoond dat hij meer spanning en frustratie had ervaren dan iemand die niet volledig arbeidsongeschikt was.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen procesbelang was en dat het separaat beslissen op het schadeverzoek niet in strijd was met rechtsregels. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskosten af.

Uitspraak

11/4823 WWB en 11/4824 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 juni 2011, 11/1347 en 11/2152 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingebracht.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 17 september 2013, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 1 december 2000 bijstand naar de norm voor een alleenstaande (met een toeslag), laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand.
1.2.
Naar aanleiding van een interne melding dat appellant in een jaar tijd meer dan € 7.000,- heeft gespaard heeft het bureau handhaving van de Afdeling Zorg en Inkomen van de gemeente Nijmegen (bureau handhaving) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat kader heeft bureau handhaving diverse instanties om inlichtingen verzocht, bankafschriften opgevraagd en op 23 september 2010 aan het adres van appellant een huisbezoek afgelegd. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 24 september 2010. De onderzoeksresultaten zijn voor het college aanleiding geweest om bij besluit van 25 oktober 2010 de toeslag van appellant met ingang van 1 november 2010 in te trekken. Aan dat besluit ligt ten grondslag dat appellant lagere kosten van bestaan heeft, blijkend uit het feit dat hij in staat is om gemiddeld € 500,- per maand te sparen.
1.3
Bij besluit van 28 februari 2011 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 25 oktober 2010 gegrond verklaard en alsnog aan appellant per 1 november 2010 de maximale toeslag toegekend, omdat algemene bijstand wordt verleend naar een
all-in-norm zodat diegene die algemene bijstand ontvangt de vrijheid heeft de bijstand te besteden op een wijze die hem goeddunkt. Wat betreft het verzoek van appellant om schadevergoeding ten gevolge van het op 23 september 2010 afgelegde huisbezoek heeft het college te kennen gegeven dat daaromtrent een separaat besluit zal worden genomen.
1.4.
Bij besluit van 23 maart 2011 heeft het college vastgesteld dat het huisbezoek aan het adres van appellant op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden en dat appellant in verband daarmee een schadevergoeding toekomt van € 200,-.
1.5.
Bij besluit van 23 mei 2011 (bestreden besluit 2) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 23 maart 2011 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant met zijn beroep niet meer kan bereiken dan wat hij met bestreden besluit 1 heeft verkregen, zodat appellant ter zake van het beroep tegen bestreden besluit 1 geen procesbelang heeft. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de keuze van het college om bij separaat besluit te beslissen op het verzoek tot schadevergoeding niet in strijd komt met enige rechtsregel. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat in zijn geval sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot aanzienlijk meer spanning en frustratie dan normaal en op grond waarvan appellant voor een hogere vergoeding in aanmerking komt dan € 200,-. Dat appellant volledig arbeidsongeschikt is, betekent niet dat hij meer spanning en frustratie heeft ervaren vanwege een onrechtmatig huisbezoek dan iemand die niet volledig arbeidsongeschikt is. Appellant heeft zijn stellingen daaromtrent bovendien niet met objectieve gegevens onderbouwd.
3.
In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft zich met betrekking tot bestreden besluit 1 op het standpunt gesteld dat het separaat behandelen van het verzoek om schadevergoeding wel degelijk in strijd is met diverse rechtsregels. Daarbij ontbreekt in het besluit van 25 oktober 2010 een rechtsmiddelenclausule. Met betrekking tot bestreden besluit 2 heeft appellant verwezen naar de gronden die hij reeds in beroep naar voren heeft gebracht.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Bestreden besluit 1
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (CRvB 1 juni 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM7208) is eerst sprake van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.2.
Anders dan appellant meent, verzet geen rechtsregel zich tegen het separaat beslissen op een schadeverzoek en bevat het besluit van 25 oktober 2010 wel een rechtsmiddelenclausule. Appellant heeft bij bestreden besluit 1 de maximale toeslag gekregen, zodat hij met het door hem ingestelde beroep niet meer dan dat kon bereiken. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Bestreden besluit 2
4.3.
In hoger beroep heeft appellant de gronden van het beroep herhaald en ingelast. Op die gronden is de rechtbank ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is.
4.4.
Gelet op 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2013.
(getekend) M. Hillen
(getekend) M.R. Schuurman

HD