ECLI:NL:CRVB:2013:2244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en procesbelang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 juni 2011, waarin het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant ontving sinds 1 december 2000 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar na een onderzoek door het bureau handhaving van de gemeente Nijmegen werd vastgesteld dat hij in een jaar tijd meer dan € 7.000,- had gespaard. Dit leidde tot de intrekking van zijn toeslag per 1 november 2010. Bij besluit van 28 februari 2011 werd het bezwaar tegen deze intrekking gegrond verklaard en kreeg appellant de maximale toeslag toegekend. Echter, het verzoek om schadevergoeding voor een onrechtmatig huisbezoek werd separaat behandeld.
De rechtbank oordeelde dat appellant geen procesbelang had bij het beroep tegen bestreden besluit 1, omdat hij met dit beroep niet meer kon bereiken dan wat hem al was toegekend. Ook het beroep tegen bestreden besluit 2, waarin het college het bezwaar tegen de schadevergoeding ongegrond verklaarde, werd afgewezen. De rechtbank vond dat appellant niet had aangetoond dat hij meer spanning en frustratie had ervaren dan iemand die niet volledig arbeidsongeschikt was.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen procesbelang was en dat het separaat beslissen op het schadeverzoek niet in strijd was met rechtsregels. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskosten af.