ECLI:NL:CRVB:2013:2192
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en wijziging van omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van de bijstand van betrokkene, die niet op de hoogte was gebracht van de vrijlating van zijn moeder uit detentie. De Raad moest beoordelen of betrokkene aannemelijk had gemaakt dat zijn omstandigheden waren gewijzigd, waardoor er sprake zou zijn van zeer dringende redenen voor het verlenen van bijstand. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, had de bijstand van betrokkene ingetrokken op basis van het feit dat hij niet had gemeld dat zijn moeder was vrijgelaten. De Raad concludeerde dat betrokkene niet had aangetoond dat er in de beoordelingsperiode sprake was van een acute noodsituatie die het verlenen van bijstand noodzakelijk maakte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er wel sprake was van gewijzigde omstandigheden, maar de Raad oordeelde dat de moeder van betrokkene in de beoordelingsperiode een uitkering ontving en niet was aangetoond dat zij niet kon bijdragen aan de kosten van levensonderhoud van haar zoon. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 13 september 2010 ongegrond. Tevens werd het besluit van 14 december 2011 vernietigd, omdat de grondslag daarvoor was komen te vervallen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.