ECLI:NL:CRVB:2013:2166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als machineoperator werkzaam was, was uitgevallen door knie- en psychische klachten. Na een medische beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, concludeerde het Uwv dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellant stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen informatie was opgevraagd bij zijn behandelende artsen. De rechtbank Roermond had eerder de beslissing van het Uwv bevestigd, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv wel degelijk informatie had ingewonnen bij de behandelend arts van de GGZ Verslavingszorg, ook al was deze informatie pas na het primaire besluit ontvangen. De Raad vond dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van appellant correct was vastgesteld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant, rekening houdend met de belastende factoren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.