ECLI:NL:CRVB:2013:2068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Heropening van AAW-uitkering na beëindiging in 1996
In deze zaak heeft appellante verzocht om heropening van haar AAW-uitkering, die in 1996 was beëindigd. Appellante stelde dat zij haar uitkering had stopgezet omdat zij een belang wilde krijgen in de onderneming van haar vader, maar dit was niet gelukt. Het Uwv weigerde echter om de uitkering met terugwerkende kracht te heropenen. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 20 mei 2011 overwogen dat het verzoek van appellante om een arbeidsongeschiktheidsuitkering moet worden gezien als een verzoek om terug te komen van het eerdere beëindigingsbesluit. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heropening rechtvaardigden, en dat het Uwv terecht had geweigerd om de uitkering te heropenen.
In hoger beroep heeft appellante haar eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de gronden die in beroep zijn ingediend en in hoger beroep zijn herhaald, afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De uitspraak is gedaan op 16 oktober 2013, waarbij de Raad ook heeft bepaald dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.