ECLI:NL:CRVB:2013:2067

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
10-5560 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening Wajong-uitkering en motiveringsgebrek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de herziening van een Wajong-uitkering van appellant, die in 2003 was ingetrokken. De Raad had eerder op 5 april 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin een motiveringsgebrek werd vastgesteld in het besluit van het Uwv. Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft de bezwaarverzekeringsarts op 24 april 2013 een nader rapport uitgebracht, waarin werd geconcludeerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 februari 2012 ook van toepassing was op 16 april 2007. Het Uwv heeft echter besloten om de Wajong-uitkering van appellant niet te heropenen met ingang van deze datum.

De Raad oordeelt dat het motiveringsgebrek uit de tussenuitspraak is geheeld door de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad concludeert dat het Uwv de Beleidsregels consistent heeft toegepast en terecht heeft geweigerd om de Wajong-uitkering te herzien. De Raad nuanceert ook eerdere overwegingen en bevestigt dat de beoordeling van de zaak met nummer 11/7264 Wajong aan de hand van de Wet Wajong dient te gebeuren.

De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak 1 en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond, maar bevestigt de aangevallen uitspraak 2. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.304,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering in bestuursrechtelijke procedures en de toepassing van de relevante wet- en regelgeving.

Uitspraak

10/5560 Wajong en 11/7264 Wajong
Datum uitspraak: 16 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
25 augustus 2010, 08/1144 (aangevallen uitspraak 1) en van 5 december 2011, 11/775 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
1. De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak van 5 april 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:301) voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. In zijn tussenuitspraak heeft de Raad vastgesteld dat appellant op 16 april 2007 alsnog jaarstukken heeft ingediend en aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
Na ontvangst van de jaarstukken in 2007 is het Uwv overgegaan tot een medisch en arbeidskundig onderzoek met betrekking tot de datum 1 januari 2002. Naar aanleiding van hetgeen op 2 december 2011 op de zitting in hoger beroep is verhandeld, heeft vervolgens een medische beoordeling per 1 januari 2003 plaatsgevonden. Het Uwv heeft een beoordeling per 16 april 2007 achterwege gelaten. De Raad heeft in de tussenuitspraak overwogen dat dit niet in overeenstemming is met hetgeen een consistente toepassing van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Beleidsregels) meebrengt. Het besluit van 6 november 2008 (bestreden besluit) is niet deugdelijk gemotiveerd. De Raad heeft het Uwv opgedragen een medische en arbeidskundige beoordeling te verrichten per 16 april 2007 en te bezien welke consequenties deze beoordeling heeft voor het besluit van 14 juli 2011 (bestreden besluit 2).
2.1. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de bezwaarverzekeringsarts op 24 april 2013 een nader rapport uitgebracht. De bezwaarverzekeringsarts heeft vastgesteld dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 februari 2012, die de situatie weergeeft vanaf 2002/2003, ook van kracht is op 16 april 2007. Vervolgens heeft de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapport van 7 mei 2013 bij functieduiding het verlies aan verdiencapaciteit per 16 april 2007 berekend op 0%. Het Uwv heeft geconcludeerd dat de Wajong-uitkering van appellant niet heropend wordt met ingang van 16 april 2007. Het Uwv heeft de bestreden besluiten onverkort gehandhaafd.
2.2. Appellant heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De gemachtigde van appellant heeft nadere stukken ingediend en heeft gesteld dat het Uwv op 19 december 2005 respectievelijk 16 oktober 2006 de ontvangst van de jaarstukken 2003 en 2004 heeft bevestigd.
3. De zaken zijn opnieuw ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 6 september 2013. Appellant is verschenen. De gemachtigde van appellant, mr. S.T. Dieters, is met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.

OVERWEGINGEN

4.1. De Raad ziet geen aanleiding om terug te komen van de vaststelling in de tussenuitspraak dat appellant op 16 april 2007 jaarstukken heeft ingediend.
4.2. De Raad nuanceert rechtsoverweging 7.1 van zijn tussenuitspraak in die zin, dat alleen de zaak met nummer 10/5560 Wajong wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot
1 januari 2010. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de zaak met nummer 11/7264 Wajong dient te worden beoordeeld aan de hand van de Wet Wajong.
4.3. Ter zitting is van de kant van het Uwv een nadere toelichting gegeven op de Beleidsregels. Het Uwv heeft nader uiteengezet dat een positieve beslissing op een verzoek om terug te komen van een intrekkings- of herzieningsbeschikking ook kan plaatsvinden wanneer betrokkene ten tijde van de intrekking niet arbeidsongeschikt was, maar binnen een termijn van vijf jaar na de datum van de intrekking wel. De Raad acht deze nadere uitleg van de Beleidsregels aanvaardbaar.
4.4. De Raad is van oordeel dat het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek is geheeld met de onder overweging 2.1 genoemde rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige. Op grond van die rapporten, bezien in samenhang met de eerdere medische en arbeidskundige beoordeling, moet worden geconcludeerd dat appellant zowel ten tijde van de intrekking van de Wajong-uitkering op 1 januari 2003 als ten tijde van het indienen van de jaarstukken op 16 april 2007 minder dan 25 % arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft de Beleidsregels, met inachtneming van de ter zitting gegeven nadere uitleg, in dit geval consistent toegepast en heeft terecht en op goede gronden geweigerd om over te gaan tot herziening van de per 1 januari 2003 ingetrokken Wajong-uitkering.
4.5 De rechtbank heeft in aangevallen uitspraak 2 terecht geoordeeld dat de per 1 december 2008 gemelde arbeidsongeschiktheid niet binnen de termijn van vijf jaar na de intrekking van de Wajong-uitkering per 1 januari 2003 is gelegen.
4.6. Nu eerst met de ter uitvoering van de tussenuitspraak gegeven nadere toelichting, als bedoeld in overweging 2.1, het geconstateerde motiveringsgebrek is hersteld en een voldoende grondslag is verkregen voor bestreden besluit 1, ziet de Raad in samenhang met de overwegingen in de tussenuitspraak, aanleiding aangevallen uitspraak 1, alsmede, met gegrondverklaring van het beroep, bestreden besluit 1 te vernietigen en te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 slaagt niet.
5.
De Raad ziet aanleiding het Uwv in de zaak met nummer 10/5560 te veroordelen in de proceskosten van appellant in bezwaar, beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 472,- voor verleende rechtsbijstand in bezwaar, € 1.416,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 1.476,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal
€ 3.304,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • vernietigt aangevallen uitspraak 1;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond;
  • vernietigt bestreden besluit 1 van 6 november 2008;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit 1 van 6 november 2008 in stand blijven;
  • bevestigt aangevallen uitspraak 2;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.304,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellant in de zaak met nummer 10/5560 Wajong in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 150,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en R.E. Bakker en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) G.J. van Gendt.
IvR