ECLI:NL:CRVB:2013:2014

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
12-1733 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van bijzondere bijstand voor kosten van een bankstel en activiteiten/abonnementen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum had eerder de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een bankstel en activiteiten/abonnementen afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor het bankstel al in 2010 waren voldaan, voordat de aanvraag op 19 februari 2011 werd ingediend. Hierdoor kon de noodzaak van de kosten niet meer worden vastgesteld, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag.

Appellant stelde dat hij op basis van informatie van de gemeente het bankstel had gekocht voordat hij de aanvraag indiende. Hij voerde ook aan dat zijn eerdere aanvraag in september 2010 verloren was gegaan. De Raad oordeelde echter dat appellant zijn stelling niet met concrete en verifieerbare gegevens had onderbouwd, waardoor de aanvraagdatum van 19 februari 2011 als uitgangspunt werd genomen.

De Raad benadrukte dat volgens de Wet werk en bijstand (WWB) bijstand niet kan worden verleend voor kosten die al zijn gemaakt ten tijde van de aanvraag, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door de gemeente die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellant hadden gewekt.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/1733 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
24 februari 2012, 11/5037 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2013. Appellant is verschenen en het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 4 mei 2011 heeft het college afwijzend beslist op de, op 19 februari 2011 ontvangen, aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand voor de kosten van een bankstel omdat de noodzaak van deze kosten, nu deze al voor de aanvraag zijn gemaakt, niet meer is vast te stellen.
1.2.
Bij besluit van 5 juli 2011 heeft het college de, eveneens op 19 februari 2011 ontvangen, aanvraag voor de kosten van activiteiten/abonnementen over 2010 en 2011 afgewezen. Voor zover de aanvraag ziet op de kosten voor het jaar 2010 heeft het college aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat ingevolge de artikelen 43 en 44 van de Wet werk en bijstand (WWB) geen bijstand met terugwerkende kracht kan worden verleend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. In de situatie van appellant is daarvan geen sprake. Voor het jaar 2011 voldoet appellant wat betreft de hoogte van het inkomen niet aan de voorwaarden van de Activiteiten en abonnement regeling.
1.3.
Bij besluit van 14 september 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar voor zover gericht tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor de kosten van een bankstel en activiteiten/abonnementen voor het jaar 2010 ongegrond verklaard en het bezwaar voor zover gericht tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor de kosten van activiteiten/ abonnementen voor het jaar 2011 gegrond verklaard. Voor deze laatste kosten is alsnog bijzondere bijstand toegekend aan appellant.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij stelt dat de gemeente Hilversum ten onrechte zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor een bankstel en de kosten van activiteiten/abonnementen 2010 heeft afgewezen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij op basis van informatie van de gemeente eerst een bankstel heeft gekocht en daarna de aanvraag voor bijzondere bijstand heeft ingediend. Voorts stelt appellant dat hij al op 19 september 2010 een aanvraag heeft ingediend, maar dat deze aanvraag bij de gemeente Hilversum is zoekgeraakt. Het verbaast appellant dat de sportvergoeding voor 2010 niet ook is toegekend, omdat de aanvraag nog in het lopende jaar is gedaan.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op het bestreden besluit is alleen nog in geschil de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van een bankstel en voor de kosten van activiteiten/abonnementen voor het jaar 2010 op de grond dat deze kosten ten tijde van de aanvraag, 19 februari 2011, waren voldaan en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor bijstandsverlening met terugwerkende kracht mogelijk is.
4.2.
Volgens de ontvangststempel op het, ongedateerde, aanvraagformulier heeft het college de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand op 19 februari 2011 ontvangen. Uit het digitale meldingssysteem van de afdeling Sociale Zaken blijkt niet dat appellant zich in september of oktober 2010 heeft gemeld met een aanvraag. Appellant heeft zijn stelling, dat hij de aanvraag al eerder, namelijk op 19 september 2010 heeft ingediend niet met concrete en verifieerbare gegevens onderbouwd, zodat moet worden uitgegaan van 19 februari 2011 als aanvraagdatum.
4.3.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WWB wordt bijstand verleend aan iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 11 december 2007, LJN BC0717) vloeit uit deze bepaling voort dat in beginsel geen plaats is voor bijstandsverlening in kosten waarin ten tijde van de aanvraag reeds is voorzien.
4.4.
De kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd zijn voldaan in 2010, dus vóór de indiening van de aanvraag om bijzondere bijstand van 19 februari 2011.
4.5.
Appellant heeft, ook in hoger beroep, geen feiten en omstandigheden aangevoerd die een uitzondering op het in 4.3 beschreven uitgangspunt rechtvaardigen.
4.6.
Het beroep dat appellant in hoger beroep, wederom, heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel door te stellen dat een ambtenaar van de gemeente tegen hem heeft gezegd dat hij het bankstel eerst kon kopen en vervolgens de bon inleveren en bijzondere bijstand aanvragen, slaagt niet omdat appellant ook in hoger beroep deze stelling niet met concrete en verifieerbare gegevens heeft ondersteund. Zoals de Raad herhaaldelijk tot uitdrukking heeft gebracht, kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen, indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van een belanghebbende uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd toezeggingen zijn gedaan die bij die belanghebbende gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Daarvan is in dit geval geen sprake.
4.7.
Wat appellant voor het overige in hoger beroep over zijn inkomenssituatie heeft aangevoerd moet buiten bespreking blijven omdat de hoogte van het inkomen van appellant niet ten grondslag ligt aan het thans voorliggende bestreden besluit.
4.8.
Uit 4.1 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2013.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) P.J.M. Crombach

HD