ECLI:NL:CRVB:2013:1981

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
11-4400 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep inzake buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Frankrijk, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) dat haar bezwaar tegen een eerdere beslissing ongegrond had verklaard. De zaak betreft de vraag of appellante een buitenlandbijdrage verschuldigd was op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De Raad overwoog dat het Cvz bij een nieuw besluit op bezwaar op 8 september 2011 had vastgesteld dat appellante geen buitenlandbijdrage verschuldigd was. Tevens had het Cvz bij een besluit van 5 juli 2013 de wettelijke rente over de ten onrechte ingehouden buitenlandbijdrage vergoed. Gezien deze ontwikkelingen concludeerde de Raad dat appellante geen procesbelang meer had bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De Raad besloot ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien de door appellante gevraagde kosten niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met S. Aaliouli als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/4400 ZVW
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 juni 2011, 10/5765 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (Frankrijk) (appellante)
het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend, waaronder een nieuwe beslissing op bezwaar van 8 september 2011 en een besluit van 5 juli 2013.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2013. Appellante is niet verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Storm van ’s Gravesande-Roelse.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 3 november 2010 heeft Cvz het bezwaar van appellante tegen het besluit van 2 maart 2010 ongegrond verklaard. Bij het besluit van 2 maart 2010 is appellante ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) als verdragsgerechtigde aangemerkt en is vastgesteld dat zij ingevolge artikel 69 van de Zvw een bijdrage verschuldigd is (buitenlandbijdrage).
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 3 november 2010 niet-ontvankelijk verklaard.
3.1.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
3.2.
Cvz heeft het besluit van 3 november 2010 niet gehandhaafd. Bij nieuwe beslissing op bezwaar van 8 september 2011 is het besluit van 2 maart 2010 ingetrokken omdat appellante geen buitenlandbijdrage verschuldigd is. Bij besluit van 5 juli 2013 is de verschuldigde wettelijke rente over de ten onrechte ingehouden buitenlandbijdrage vastgesteld.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op het feit dat Cvz bij nader besluit van 8 september 2011 heeft vastgesteld dat appellante geen buitenlandbijdrage verschuldigd is en vervolgens bij besluit van 5 juli 2013 de wettelijke rente over het totaal van de ten onrechte ingehouden buitenlandbijdrage heeft vergoed, is de Raad van oordeel dat er voor appellante geen procesbelang meer bestaat bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.1.
Appellante heeft verzocht om vergoeding van in beroep gemaakte kosten tot een bedrag van € 990,- en € 50,-, als weergegeven op het bij de rechtbank ingediende formulier proceskosten. Gelet op de in hoger beroep ter zake gegeven toelichting betreffen de gevorderde kosten ad € 990,- reiskosten in Frankrijk voor bezoek aan diverse instanties, kosten voor het inwinnen van juridisch advies en kosten voor het inschakelen van een tolk. Het bedrag van € 50,- betreft verschotten, bestaande uit kosten voor internationale telefoongesprekken en bankkosten voor het overmaken van het griffierecht. In hoger beroep heeft appellante een additionele proceskostenvergoeding gevraagd van € 28,50 voor enveloppen en portokosten.
4.2.2.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De kosten voor internationale telefoongesprekken zijn niet onderbouwd en worden om die reden niet vergoed. De overige geclaimde kosten komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat Cvz het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) S. Aaliouli

JL