ECLI:NL:CRVB:2013:1958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand met terugwerkende kracht en beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De appellant, afkomstig uit Turkije en staatloos, had op 10 november 2008 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Deze aanvraag werd op 15 december 2008 afgewezen omdat de appellant niet de Nederlandse nationaliteit had en niet met een Nederlander kon worden gelijkgesteld. De appellant heeft vervolgens in juli 2010 opnieuw bijstand aangevraagd met terugwerkende kracht tot 14 juli 2006, na het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn heeft deze aanvraag afgewezen, met uitzondering van de periode vanaf 8 juli 2010, en de appellant heeft hiertegen beroep aangetekend.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. De appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij over de periode van 14 juli 2006 tot 8 juli 2010 niet in zijn noodzakelijke bestaanskosten heeft kunnen voorzien. De Raad heeft benadrukt dat de enkele stelling van de appellant dat hij niet in zijn kosten kon voorzien, onvoldoende is om de afwijzing van de bijstandsaanvraag te weerleggen. De Raad heeft geconcludeerd dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren om terug te komen van het eerdere besluit van 15 december 2008, en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht ongegrond is verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 oktober 2013.